Waar of niet waar? (waar = staan, niet waar = zitten)
1.
Daarom is een voorbeeld van een signaalwoord dat past bij een concluderend verband.
2. Daardoor is een voorbeeld van een signaalwoord van een redengevend verband.
3. In de vergelijking: Zo wit als sneeuw is wit het object (o) en sneeuw het beeld (b).