In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Les 6 werken
Samenvatting
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
1. Nieuws
2. Samenvatting van thema 4
3. De eindopdracht
4. Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Eerst het nieuws
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Baudet wil een soort 'samenleving' creëren voor de leden van zijn partij. Wat vind je daarvan?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Video
Zou Nederland meer moeders van ISIS moeten opnemen?
Slide 7 - Open vraag
Korte samenvatting thema 4
Aangezien de toets er bijna aankomt, leek het ons een goed idee om jullie een les te geven over de vijf lessen die jullie de afgelopen periode hebben gehad.
De afgelopen periode hebben jullie veel begrippen voorbij zien komen en daarom wil ik ze nog even kort met jullie doornemen.
Slide 8 - Tekstslide
Arbeidsovereenkomst
Arbeidsvoorwaarden
Bedrijfsarts
Beroepsziekte
Brutoloon
CAO
CV
Minimumloon
Motivatiebrief
Nettoloon
Ondernemer
Sollicitatiegesprek
Solliciteren
Uitkering
Uitzendbureau
UWV
Vacature
Vakbond
Vertrouwenspersoon
Werkgever, Werknemer
Slide 9 - Tekstslide
Les 1
De werknemer: Iemand die bij een baas of voor een bedrijf werkt.
De werkgever: Het bedrijf/de baas waarvoor je werkt.
Ondernemer: iemand die zijn eigen bedrijf opzet.
Slide 10 - Tekstslide
Ik heb vaste werktijden
A
Ondernemer
B
Werknemer
Slide 11 - Quizvraag
Les 2
Vacature: een baan waarvoor iemand wordt gezocht.
uitzendbureau: een bedrijf dat vacatures verzamelt en mensen zoekt voor die vacatures.
Solliciteren: Je wilt een bepaalde baan krijgen.
CV: een overzicht van je werkervaring en de opleidingen die je hebt afgerond.
motivatie: je uitleg waarom je solliciteert voor een bepaalde baan.
Sollicitatiegesprek: Een gesprek tussen de sollicitant en een werkgever.
Slide 12 - Tekstslide
De sollicitant gaat in gesprek met de werkgever om eens te kijken of de baan bij hem past. Wat is dit?
Slide 13 - Open vraag
Les 3
Arbeidsvoorwaarden: De afspraken tussen een werknemer en een werkgever.
Arbeidsovereenkomst: Een document waarin de afspraken tussen de werknemer en de werkgever zijn vastgelegd.
Brutoloon: Loon waar de belastingdienst een deel van neemt.
Nettoloon: Het loon dat je uiteindelijk echt krijgt.
Slide 14 - Tekstslide
Het loon dat je uitbetaald krijgt op je bankrekening is
A
Brutoloon
B
Nettoloon
Slide 15 - Quizvraag
Les 4
Rechten: iets dat je mag doen.
Plichten: iets dat je moet doen.
Minimumloon: Het laagste loon dat een werkgever een werknemer volgens de wet moet betalen.
CAO: Een document waarin de rechten en de plichten van werknemers in een bedrijf of sector staan.
Vakbond: Een organisatie die opkomt voor de werknemers.
Slide 16 - Tekstslide
Wat staat er in een cao?
A
De rechten en plichten van het bedrijf.
B
De rechten en plichten van de klant.
C
De rechten en plichten van een werknemer in een sector.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het minimumloon?
A
Het minimale loon dat een werknemer krijgt.
B
Het minimale loon dat een werkgever krijgt.
C
Het minimale loon dat een werkloze krijgt.
Slide 18 - Quizvraag
Les 5
Beroepsziekten: een gezondheidsprobleem dat ontstaat door het werk.
Bedrijfsarts: Een arts die werknemers begeleidt als ze ziek zijn.
Vertrouwenspersoon: Iemand met wie je in vertrouwen kan praten over problemen.
Uitkering: Het geld dat je maandelijks van de overheid krijgt, zodat je daarvan kan leven.
UWV: De overheidsinstantie die voor de uitkeringen zorgt.
Slide 19 - Tekstslide
Welke uitkeringen zijn er? Je mag in je boek kijken.