Week 1 Een stageverslag schrijven

Ik heb een bijbaan.
1 / 14
volgende
Slide 1: Poll
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ik heb een bijbaan.

Slide 1 - Poll

De bijbaan
De stageplek
De directrice
Je krijgt geld voor je werkzaamheden.
Werkzaamheden oefenen voor je latere beroep.
Vrouwelijke baas

Slide 2 - Sleepvraag

Welke omschrijving past het beste bij het volgende woord: het argument
A
De mening die je ergens over hebt.
B
Een reden voor je mening.
C
Een verhaal dat je vertelt.
D
Ruzie maken met iemand anders.

Slide 3 - Quizvraag

Welke omschrijving past het beste bij het volgende woord: een conclusie trekken
A
Je mening geven over een onderwerp.
B
Je mening onderbouwen.
C
Ergens onderzoek naar doen.
D
Het besluit na goed nadenken.

Slide 4 - Quizvraag

Welke omschrijving past het beste bij het volgende woord: de feedback
A
Iets vertellen over een resultaat of gedrag.
B
Je mening geven over een boek.
C
Een reden voor je mening geven.
D
Het niet eens zijn met anderen.

Slide 5 - Quizvraag

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • weet ik wat publieksgerichtheid inhoudt
  • heb ik een beeld van mijn publiek waar ik mij tot richt
  • kan ik mijn inhoud afstemmen op mijn publiek
  • kan ik mijn taalgebruik afstemmen op mijn publiek

Slide 6 - Tekstslide

Wat moet er in een stageverslag staan?

Slide 7 - Woordweb

Publieksgerichtheid
  • Communicatiedoel (informeren, instrueren, overtuigen, activeren, amuseren)
  • Publiek (wie, wat weet je van je publiek)
  • Onderwerp (duidelijk, wat wil je bereiken,
     voorbeelden)
  • Tekstvorm (bereik je 1 persoon of aantal personen)
  • Taal (welke taal, toon)

Slide 8 - Tekstslide

Wie is je publiek
  • Goed beeld publiek: wie is het of wie zijn het?
  • Ken jij de persoon/ personen? (bpv docent/ werkbegeleider)
  • Onbekend persoon (iets gemeenschappelijks werken zorg/ recreatie)
  • Voorkennis onderwerp (wat wil publiek weten
    of weten ze al)

Slide 9 - Tekstslide

Inhoud afstemmen op publiek
  • Lezer moet begrijpen wat je bedoelt
  • Pakkend begin
  • Herkenbare voorbeelden
  • Geen namen in verslagen

Slide 10 - Tekstslide

Taalgebruik afstemmen
  • Vaktaal (adl, biceps, bewoner, cliënt, klant, leerling)
  • Korte zinnen (lange zinnen moeilijk te begrijpen)
  • Toon (streng, zakelijk, vriendelijk, belangstellend)

Slide 11 - Tekstslide

Evalueren
Aan het eind van de les:
  • ik weet wat publieksgerichtheid inhoudt
  • ik heb een beeld van mijn publiek
  • ik kan mijn inhoud afstemmen op mijn publiek
  • ik kan mijn taalgebruik afstemmen op mijn publiek

Slide 12 - Tekstslide

Volgende week
  • Hoe ziet een verslag eruit?
  • Welke onderdelen heeft het verslag?
  • Hoe moet ik het aanpakken?
  • Werkwoordspelling

Slide 13 - Tekstslide

Maken
Thema: Beroepspraktijkvorming
Taak 8: Een stageverslag schrijven
Maken: online 6 + boek 2, 5

Boekendoosopdracht


Slide 14 - Tekstslide