Taal P5 metonymie en synesthesie

Metonymie en synesthesie


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Metonymie en synesthesie


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kun je uitleggen wat metonymie en synesthesie betekenen;

  • heb je geoefend met het herkennen en benoemen van de metonymie en de synesthesie.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Ik ben wat ik ben, maar als je weet wat ik ben, ben ik het niet meer.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen ironie en sarcasme?
A
Sarcasme is een vorm van compliment
B
Er is geen verschil
C
Ironie is altijd grappig
D
Sarcasme is een bijtende, spottende vorm van ironie.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een eufemisme?
A
Stijlfiguur waarmee je iets overdrijft
B
Stijlfiguur waarmee je iets benadrukt
C
Stijlfiguur waarmee je iets mooier, leuker en minder erg maakt.
D
Stijlfiguur waarmee je iets erger, lelijker en slechter maakt

Slide 6 - Quizvraag

Nieuwe lesstof

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht:
Bekijk de volgende video en let op de beeldspraak die gebruikt wordt.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Welke beeldspraak hoorde
je in de video?

Slide 11 - Woordweb

Lees de volgende zinnen
  • Sven Kramer won afgelopen jaar drie keer goud
  • Voordat ik met de les begin moet ik altijd even de koppen (of neuzen) tellen
  • Nederland maakte 3-1 tegen Duitsland
  • Hij heeft een groot hart
  • De vrouwen staan in vuur en vlam
  • Wij hebben volgens de Van Dale een echte Van Gogh in ons huis hangen

Slide 12 - Tekstslide

Metonymie
Welke beeldspraak staan er in de dik gedrukte woorden? 

  • Goud (beeld) staat voor een gouden medaille (object)
  • Koppen of neuzen (beeld) tellen: de mensen (object) tellen
  • Nederland/Duitsland: (beeld) de voetballers van het Nederlandse team (object), de voetballers van het Duitse team (object)
  • Groot hart (beeld): hij is vrijgevig/goed gezind (object)
  • In vuur en vlam(beeld): ze zijn verliefd/opgewonden (object)
  • Van Dale (beeld): het woordenboek dat Van Dale (object) heet
  • Van Gogh (beeld): het schilderij van Van Gogh (object) (niet van Gogh zelf)

Slide 13 - Tekstslide

Conclusie
Je zegt met het nieuwe begrip dus iets wat samenhangt met het bedoelde begrip. 

Zo is bij “koppen”, de kop een onderdeel van een mens. 
En bij de Van Gogh wordt natuurlijk niet de man zelf bedoeld, maar wordt de naam gezegd om de samenhang met het schilderij aan te duiden.

Slide 14 - Tekstslide

Metonymie
Het woord metonymie is afkomstig uit het Grieks en betekent letterlijk ‘’een verandering van naam’’. 
Hierbij kun je dus denken aan ‘’betekenisverschuiving’’. 
Een metonymie valt onder het thema stijlfiguur en is een soort beeldspraak. Je zegt dan niet meteen wat je bedoelt, maar je gebruikt een woord dat daar mee samenhangt. 
Het nieuwe begrip roept dan het bedoelde begrip op. Dat klinkt allemaal een beetje ingewikkeld, maar we leggen het nog eens uit met de volgende voorbeeld. Let op: de dikgedrukte woorden drukken eigenlijk dus iets anders uit:


Slide 15 - Tekstslide

Metonymie
Je zegt met het nieuwe begrip (beeld iets wat samenhangt met het bedoelde begrip (object)

Zo is bijvoorbeeld “goud”, de eerste prijs en koppen/neuzen, het aantal mensen.

  • Goud (beeld) staat voor een gouden medaille (object)
  • Koppen of neuzen (beeld) tellen: de mensen (object) tellen
  • Nederland/Duitsland: (beeld) de voetballers van het Nederlandse team (object), de voetballers van het Duitse team (object)
  • Groot hart (beeld): hij is vrijgevig/goed gezind (object)
  • In vuur en vlam(beeld): ze zijn verliefd/opgewonden (object)
  • Van Dale (beeld): het woordenboek dat Van Dale (object) heet
  • Van Gogh (beeld): het schilderij van Van Gogh (object) (niet van Gogh zelf)

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van metonymie?
A
Fris en fruitig opstaan
B
De ronde cirkel
C
Oranje wint de beker!
D
Mijn Nike's zijn vies.

Slide 17 - Quizvraag

Synesthesie
Synesthesie is het verbinden van  de zintuigen (smaak, geur, aanraking, zicht, gehoor) met sensaties (liefde, haat, tederheid, woede, plezier, onverschilligheid, enz.) 

Synesthesie kan worden gezien als een bijzondere vorm van de metafoor

Slide 18 - Tekstslide

Metafoor (= geen lesstof)
Een vergelijking zonder verbindingswoord en zonder object
(Een metafoor is een vergelijking zonder het woordje 'als'. )

Voorbeeld:
Als student woonde ik in een zwijnenstal.

Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn ook vaak metaforen
Voorbeeld:
Daar komt de aap uit mouw.

Slide 19 - Tekstslide

Metafoor (= geen lesstof)
"Je kamer is net een zwijnenstal."   = kamer is vies
"Ik drink een bak rioolwater.'  = koffie is vies
'Liefde maakt blind." = je ziet sommige dingen niet als je van iemand houdt.
--> verschil: geen verbindingswoord en je moet zelf bedenken wat er met zwijnenstal benoemd wordt.
Beeld wordt genoemd, object ontbreekt (in dit geval bv: moeten aan steeds hogere eisen voldoen)
In een metafoor ontbreekt altijd het verbindingswoord en daarnaast blijft de overeenkomende eigenschap meestal impliciet.
Een metafoor heeft vaak de volgende structuur:
A is B.


Slide 20 - Tekstslide

voorbeeld synesthesie
koude blik : koud: voelen - blik: kijken

Schreeuwende kleuren
De zoete geur van succes.
Bittere woorden
Warme stem.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Welke van deze voorbeelden is GEEN synesthesie?
A
Het voelen van een zachte sfeer
B
Het zien van kleuren bij muziek
C
Het ruiken van geluiden
D
Het proeven van vormen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het voorbeeld van synesthesie in de zin: 'De bittere pil was een teleurstelling'?
A
Het zien van kleuren bij muziek
B
Het ruiken van geluiden
C
Het ervaren van smaak bij het woord 'bitter'
D
Het proeven van vormen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kun je uitleggen wat metonymie en synesthesie betekenen;

  • heb je geoefend met het herkennen en benoemen van de metonymie en de synesthesie.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 26 - Tekstslide

wwWelke van de volgende voorbeelden is een metonymie?
A
De kroon heeft besloten om nieuwe maatregelen in te voeren.
B
De zon schijnt fel vandaag.
C
De kat ligt graag in de zon.
D
De bloemen bloeien in de lente.

Slide 27 - Quizvraag

wwWat is een synesthesie?
A
Menselijke eigenschappen geven aan een levenloos object.
B
Waarnemingen van twee verschillende zintuigen met elkaar gecombineerd
C
Een verzachtende uitdrukking gebruiken

Slide 28 - Quizvraag

Ik kan uitleggen wat metonymie en synesthesie betekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

Slide 30 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 31 - Open vraag