Het werkwoord dansen: Dance
I
dance at home - Ik dans thuis.
You dance at home - Jij danst thuis.
He dances at home - Hij danst thuis
She dances at home - Zij danst thuis.
It dances at home - Het danst thuis.
We dance at home - Wij dansen thuis.
You dance at home - Jullie dansen thuis.
They dance at home - Zij dansen thuis.