In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
3M oefenvragen stambomen
Slide 1 - Tekstslide
Overerving in een stamboom
Slide 2 - Tekstslide
Uit de resultaten van één bepaalde kruising is met zekerheid af te leiden, dat het gen voor korte haren dominant is.
Welke kruising is dit?
A
kruising 1 x 2
B
kruising 3 x 4
C
kruising 5 x 6
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de kruising tussen Monique en Kees?
A
AA x Aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa
Slide 4 - Quizvraag
Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord
Slide 5 - Quizvraag
Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het genotype van de vader? Wat is het genotype van kind 2?
A
Vader AA
Kind Aa
B
Vader Aa
Kind aa
C
Vader aa
Kind Aa
D
Vader AA
Kind aa
Slide 7 - Quizvraag
Gegeven is dat 1 genotype AA heeft en 2 genotype aa. Wat is dan het genotype van 5?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Dat kan je niet weten
Slide 8 - Quizvraag
Vul het genotype van de F1- generatie in.
Slide 9 - Open vraag
Wat is het genotype van het meisje in de F2-generatie met het rode haar?
Slide 10 - Open vraag
Wat is de kans op nakomelingen in de F2-generatie met een heterozygoot genotype?
Slide 11 - Open vraag
Uit de resultaten van één bepaalde kruising is met zekerheid af te leiden, dat het gen voor korte haren dominant is.
Welke kruising is dit?
A
1 x 2
B
3 x 4
C
5 x 6
Slide 12 - Quizvraag
Het ontbreken van de zaadleiders komt vaak voor bij mannen met taaislijmziekte, een erfelijke ziekte. In de afbeelding zie je een deel van een stamboom van een familie waarin taaislijmziekte voorkomt.
Eén van de mannen in de stamboom heet Peter. Is Peter heterozygoot of homozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt? En is dit gen dominant of recessief?
A
Heterozygoot dominant
B
Homozygoot dominant
C
Heterozygoot
D
Homozygoot recessief
Slide 13 - Quizvraag
Wat zal het genotype zijn van de ouders?
A
beide homozygoot dominant
B
beide homozygoot recessief
C
1 homozygoot en 1 heterozygoot
D
beide heterozygoot
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het genotype van persoon 10?
A
AA of Aa
B
AA
C
Aa
D
aa
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het genotype van kat 2?
A
AA
B
Aa
C
aa
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het genotype van persoon 4?
A
aa
B
AA
C
Aa
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het genotype van persoon 5?
A
aa
B
AA
C
Aa
Slide 18 - Quizvraag
Welke persoon heeft het genotype 'aa'?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 19 - Quizvraag
Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3
Slide 20 - Quizvraag
In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 21 - Quizvraag
Als de eigenschap zwart recessief is, is deze stamboom dan mogelijk?
A
Ja, want het maakt niet uit of het recessief is
B
Nee, want er zijn meer zwarten dan witten
C
Ja, want de kans op zwart is per individu
D
Nee, dat kan niet met deze stamboom
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het genotype van nummer 7 in de stamboom?
A
AA
B
Aa
C
aa
Slide 23 - Quizvraag
Uit welke stamboom kun je afleiden dat de eigenschap 'rode bloemen' zeker door een dominant allel wordt veroorzaakt? .
A
stamboom A
B
stamboom B
C
stamboom C
D
stamboom D
Slide 24 - Quizvraag
Bestudeer de stamboom.
Hoe erft deze erfelijke ziekte over?
A
De ziekte erft dominant over
B
De ziekte erft recessief over
Slide 25 - Quizvraag
Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.
Slide 26 - Quizvraag
Uit de resultaten van één bepaalde kruising is met zekerheid af te leiden, dat het gen voor korte haren dominant is. Welke kruising is dit?