Laagland module 1 + 3, test theorie

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Theorie 

Laagland

1.1

1.2

1.3

1.1 Teksten over een bestaande (historische) gebeurtenis met een duidelijk doel zijn...

1. fictie
2. non-fictie

Stel je jezelf de vraag waar/ niet waar bij fictie?

1. ja
2. nee

Een fictionele tekst heeft....

1. wel een doel
2. geen doel

Een gebruiksaanwijzing, recept of leertekst is...

1. fictie
2. non-fictie

Fictionele teksten waaraan veel betekenis wordt gehecht noemen we:

1. Lectuur
2. Literatuur

Het taalgebruik in literaire teksten verschilt van het alledaagse taalgebruik.

1. waar
2. niet waar

Vormen van rijm of beeldspraak verwacht je bij literaire teksten eerder dan in een leertekst of gebruiksaanwijzing.

1. niet waar
2. waar

In welke 3 groepen kunnen we literaire teksten verdelen?

1. romans, drama, poëzie
2. proza, gedicht, toneel

Een prozatekst is verdeeld in alinea's.

1. waar
2. niet waar

Romans zijn verdeeld in hoofdstukken.

1. waar
2. niet waar

1.2 Leesmotivaties zijn redenen om een boek te lezen; ontspanning, herkenning, realistische onderwerpen.

1. niet waar
2. waar

Literaire teksten kunnen een effect op lezers hebben.

1. waar
2. niet waar

Als niet alle informatie wordt gegeven dan noemen we dit een ........plek.

1. open
2. gesloten

Hoe kunnen open plekken ontstaan?

1. wisselen van verteller, extra informatie geven
2. geheimzinnig gedrag van personages
3. extra info geven, geheim komt uit
4. Wisseling verteller, info achterhouden, zonder reden vreemd gedrag.

Literaire teksten veronderstellen kennis over de werkelijkheid.

1. waar
2. niet waar

Alle open plekken (vragen) zijn ingevuld aan het einde van een boek.

1. open einde
2. gesloten einde

Wanneer ontstaat spanning?

1. bij het ontbreken van duidelijke personages
2. bij het ontbreken van relevante informatie

Er zijn 3 soorten spanning bij literatuur?

1. raadsel, quiz, angst
2. raadsel, geheim, samenhang
3. raadsel, geheim, dreiging
4. samenhang, raadsel, quiz

Een ander woord voor 'soort tekst' is?

1. mentaal schema
2. genre

Er zijn 3 zaken die een rol spelen bij de lezersverwachtingen:

1. genre, mentaal schema, samenhang
2. mentaal schema, happy end, gesloten einde

1.3 Waardoor verandert je smaak.

1. leeftijd
2. leeftijd, interesse, maatschappelijke achtergrond en opleiding
3. leeftijd en interesseverandering
4. maatschappelijke achtergrond, opleiding

Hoe noemen we die verandering in smaak?

1. identiteit
2. smaakontwikkeling

Waarin verschillen lezers door hun literaire voorkeur?

1. Lezersreacties
2. Lezersmotivatie
3. Lezersidentiteit
4. Smaakontwikkeling

Theorie 

Laagland 3.1

                3.2

                3.3

                3.4

                3.5

                3.6

                3.7