H2 Introductie (2.1)

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 2

Griekse steden, een Romeins rijk

Regels

Laptop pas open als ik het aangeef

Tijdens de les ga je niet naar de wc 

Je bent stil tenzij je de beurt hebt gekregen

Je blijft op je plek zitten

Je gooit niet met spullen door het lokaal

Geen telefoons, tenzij anders is aangegeven

De Grieken

De Romeinen

Hoe gaan we deze periode werken:

• Uitleg lesstof in de flexles
  
• Uitleg is vrijwillig, maar...
• Uitleg niet volgen? op een andere manier aan de doelen werken
• Tijdens dit uur: doornemen wat jullie gaan doen tijdens flexles, quizjes, op andere manieren oefenen...

Deze week: paragraaf 2.1

Lesdoelen: 

1. Je kunt drie kenmerken noemen van Griekse stadstaten. 

2. Je kunt uitleggen hoe en door wie de Griekse stadstaat Athene bestuurd werd. 

3. Je kunt uitleggen welke rol godenverhalen en wetenschap hadden in de Griekse cultuur.

Wat kan je doen om deze doelen te behalen? 

• Uitleg volgen bij de lesdoelen tijdens de flexlessen 
  
• Samenvatting maken bij de lesstof
  
• Woordweb / schema maken bij de lesstof
  
• Opdrachten van deze paragraaf maken 
  
• Flitskaarten oefenen om begrippen te leren
  
• Test jezelf maken
  
• PowerPoint met uitleg doornemen
  
• Ontdekkingsplaat bekijken

Plan in je agenda wat je wil gaan doen tijdens de flexlessen 

Magister.me doornemen

Studiewijzer geschiedenis

• Week 46 --> 2.1:
  
• Leerdoelen + instructie 
  

• Bronnen: 
  
• ontdekkingsplaat, lesstof, alle opdrachten, test-jezelf

Een stadstaat is een stad en het gebied rondom de stad

1. Waar
2. Niet waar

Democratie is een vorm van bestuur waarbij de koning de macht heeft

1. Waar
2. Niet waar

Alleen mannen konden burgerrecht krijgen

1. Waar
2. Niet waar

De volksvergadering maakt wetten

1. Waar
2. Niet waar

Ongelijkheid is het verschil tussen mensen in...

1. Macht
2. Bezit
3. Rechten
4. A B en C zijn goed

Het Romeinse Rijk bestond van 300 v.C tot 500 n.C

1. Waar
2. Niet waar

De volksvergadering maakt wetten

1. Waar
2. Niet waar

Hades was de oppergod binnen de Griekse godsdienst

1. Waar
2. Niet waar

De grens van het Romeinse Rijk in Nederland lag bij de Rijn

1. Waar
2. Niet waar

De Bataven werden bondgenoten van de Romeinen

1. Waar
2. Niet waar

Bataven gingen Romeins geld gebruiken

1. Waar
2. Niet waar