K3 les 1 en 2
Uit hoeveel organismen moet een onderzoeksgroep minstens bestaan?
A
5
B
50
C
100
D
200
1 / 12
Onderdelen in deze les
Uit hoeveel organismen moet een onderzoeksgroep minstens bestaan?
A
5
B
50
C
100
D
200
Slide 1 - Quizvraag
Wat is een hypothese?
A
Het antwoord op de onderzoeksvraag
B
Hier beschrijf je wat er fout is gegaan
C
Wat je verwacht wat het antwoord is op de onderzoeksvraag
D
De resultaten
Slide 2 - Quizvraag
Onderzoeksvraag
Hypothese
Materiaal en
methode
Conclusie
Discussie
Verwachting van het antwoord op de onderzoeksvraag
De materialen die nodig zijn voor het onderzoek
Uitleg werkwijze als in een kookboek
Een open vraag over het onderzoek
Het antwoord op de onderzoeksvraag
Beschrijving over wat er fout ging
Ideeën voor vervolgonderzoeken
Slide 3 - Sleepvraag
Wat is de x-as en wat is de y-as?
Sleep ze naar de juiste plek!
X-as
Y-as
Slide 4 - Sleepvraag
Bij een werkplan heb je een testgroep en een controle groep, op hoeveel onderdelen verschillen deze groepen?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 5 - Quizvraag
Waarom moet een werkplan uit minstens 50 organismen bestaan?
Slide 6 - Open vraag
Wat zie je op het plaatje?
A
Staafdiagram
B
Lijndiagram
Slide 7 - Quizvraag
Een goede manier om een onderzoek betrouwbaarder te maken is om het onderzoek te herhalen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Is een hypothese is hetzelfde als een conclusie?
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quizvraag
Ik heb een onderzoek gedaan en heb nu antwoord gekregen op mijn onderzoeksvraag. Dat noem je ook wel
A
je resultaten
B
je werkwijze
C
je experiment
D
je conclusie
Slide 10 - Quizvraag
De conclusie is:
A
het antwoord op de onderzoeksvraag
B
de beschrijving van wat je verwacht
C
het diagram
D
hoe je gaat werken en waarmee
Slide 11 - Quizvraag
Wat klopt er over een hypothese?
A
Een hypothese moet altijd goed zijn
B
Een hypothese moet je voor het onderzoek opstellen
C
Een hypothese bedenk je altijd met de informatie die je geleerd hebt
D
Een hypothese mag je gokken
