Les 5a en b

 vmbo 4 Les 5 a en b
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

 vmbo 4 Les 5 a en b

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Was machen wir heute?

  • Hausaufgeben kontolieren 
  •  Lesen (zusammen)
  •  Grammatik
  • Werken aan de brieven. 


Slide 3 - Tekstslide

Hausaufgaben
Les 4 Leesopdracht
Extra opdracht examenkracht
Leren Wörterliste 







Slide 4 - Tekstslide

Lesen Les 4 TB Seite 23/24 AB Seite 19
Lange tekst, vragen gaan per alinea (Absatz)
Kijk naar het plaatje en de titel, waar denk je dat de tekst overgaat?
Vertaal de titel en vertaal vraag 1. 
Lees de antwoorden, weet je wat ze betekenen?  Dan pas ga je alinea 1 lezen

Slide 5 - Tekstslide

Lesen Les 4 TB Seite 23/24 AB Seite 19
Passanten werden langsamer, bleiben stehen und schauen sich das Verkaufsrad
an. Eine Frau schaut nicht nur, sondern kauft sich einen Cappuccino.

  • D

Uitleg bij antwoord
In dit geval staat het antwoord in het laatste
deel van de alinea na het schuingedrukte woord Coffee-Bike

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 2
Vertaal vraag 2 en kijk of je alle antwoorden snapt. 
Lees dan alinea (Absatz 2)
Waar staat het citaat in de vraag in de tekst?
Markeer dit!
LET OP! Bij een citaat  staat het antwoord er altijd vlak voor of vlak na het citaat!

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 2
De koffie van Coffee-Bike smaakt de klanten. (alinea 2) Wat bevalt deklanten nog meer?
Het juiste antwoord  
  • B
Uitleg bij antwoord: Die Kundschaft lobt (prijst/ laat zich lovend uit)
das altmodisch-edle Design des Rades ( het ouderwetse/edele ontwerp van de
fiets) und vor allem den Geschmack des Kaffees. Het antwoord staat in de tekst
beschreven met andere woorden (synoniem)

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 3
Vertaal de vraag,
Markeer de vraag in de tekst het is een citaat. 




Geef het antwoord in het Nederlands!!

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 3
Vraag 3.
Het juiste antwoord moet zijn: (voor het maken / kunnen verkopen
van) ijskoffie/Eiskaffee
Uitleg bij antwoord: „Nur schade, dass es keinen Eiskaffee gibt.“ Alleen jammer, dat er geen IJskoffie is, dit staat in alinea 2 in de laatste regel. Je moet in dit geval dus de informatie halen uit de voorafgaande alinea. Dit maakt de vraag iets lastiger maar het staat wel letterlijk in de tekst

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 4
Wat betekent deze vraag?
Wie kamen Tobias und Jan dazu = hoe kwamen ze erop?
Kijk nu naar de antwoorden
Ga nu naar de tekst

Lees de tekst globaal door, zoek naar woorden die herkenbaar zijn in de vraag, Het woord entdeckten = ontdekte lijkt op erop komen.
Na dit woord vind je het antwoord op je vraag


Slide 11 - Tekstslide

Vraag 4
Hoe kwamen Tobias en Jan ertoe, om een Koffiefiets te beginnen?   (alinea 3)
Het juiste antwoord 
  • C
Uitleg bij antwoord: Die beiden Kaffeeliebhaber und Ex-Studenten
entdeckten am Ende ihres Studiums bei einem Urlaub in Kopenhagen ein Kaffee- Fahrrad und importierten die Idee nach Deutschland.
Het staat met andere woorden letterlijk in de tekst.


Slide 12 - Tekstslide

Vraag 5
Dit is de tweede vraag bij alinea 3.
Bij welk deel vd alinea ga ik op zoek naar het antwoord?

Wat betekent deze vraag?

Waaraan verdienen ze nog meer geld?
Geef het antwoord zo kort mogelijk in het Nederlands.



Slide 13 - Tekstslide

Vraag 5
Het juiste antwoord 
(aan de verkoop van) (koffie)bonen
Uitleg bij antwoord:
Die Kunden können die Bohnen, wenn der Kaffee ihnen am Stand schmeckt, auch kaufen und mit nach Hause nehmen. Het staat letterlijk in de tekst dat ze de bonen ook kunnen kopen. In de vraag staat Waaraan verdienen ze volgens alinea 3 nog meer? Het woord auch (ook) geeft dit dus ook kan. 


Slide 14 - Tekstslide

Vraag 6
Dit is een beweringsvraag.
Deze beweringen staan altijd in volgorde van de tekst.
Beweringsvragen staan altijd in het Nederlands.
De bewering moet letterlijk in de tekst staan om waar te zijn.
Deze vraag is 2 punten waard en je moet dus wel de hele alinea lezen dus kost het meer tijd.
Het juiste antwoord.

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 6
Het juiste antwoord moet zijn: 
  • wel / wel / wel / niet
Leestekst B korte tekst maaak zelf vraag 7
 Dit is een beweringsvraag. Deze beweringen staan altijd in volgorde van de tekst.
Beweringsvragen staan altijd in het Nederlands. De bewering moet letterlijk in de tekst staan om waar te zijn.
Deze vraag is 2 punten waard en je moet dus wel de hele alinea lezen dus kost het meer tijd.
Het juiste antwoord.

Slide 16 - Tekstslide

Antworten Schreiben les 3
Liebe Anja,

wie geht es Dir?
Schade, dass du nicht zu meiner Party kommen konntest.
Es war ein schönes Fest.
Elf Freunde sind gekommen.
Wir haben “ik hou van Holland” gespielt, kennst du das Programm? Es ist ein Quiz mit Fragen über holländische Dinge.. Gibt es dieses Quiz auch in Deutschland?
Dann haben wir Pizza gegessen und später sind wir in die Disco gegangen. Wann hast du eigentlich Geburtstag?
Ich hoffe bald wieder von dir zu hören
Viele Grüße
Petra



Slide 17 - Tekstslide

 Schreiben 
TB Seite 27 

Los blaadje erbij om aantekeningen te maken. 




Slide 18 - Tekstslide

Was machen wir heute?

  • Hausaufgeben kontolieren 
  •  Lesen (zusammen)
  •  Grammatik
  • Werken aan de brieven. 


Slide 19 - Tekstslide

An die Arbeit
Maak de Wörter opdrachten van les 5
Übung 11 und 12 Seite 28 & 29
Kijk even mee naar de opdracht zodat je weet wat je moet doen.
Daarna verder met de Grammatik
Übung 10 Textbuch Seite 13 bis 16
AB Seite 30






timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

Antworten Schreiben les 3
Liebe Anja,

wie geht es dir?  Schade, dass du nicht zu meiner Party kommen konntest. Es war ein schönes Fest.
11 Freunde sind gekommen. Wir haben “ik hou van Holland” gespielt, kennst du das Programm?
Es ist ein Quiz mit Fragen über holländische Dinge.
Gibt es dieses Quiz auch in Deutschland?
Dann haben wir Pizza gegessen und später sind wir in die Disco gegangen. Wann hast du eigentlich Geburtstag?
Ich hoffe bald wieder von dir zu hören

Viele Grüße
Petra



Slide 21 - Tekstslide

Antworten Schreiben les 4

Slide 22 - Tekstslide

Lesen
Magister maakt groepjes. Je krijgt met je groepje 1 alinea van tekst 6 en de inleiding van de tekst.
 
Jullie lezen in stilte (5 min).
Daarna gaan jullie overleggen. Waar gaat de alinea over? Welke woorden ken je niet en moet je opzoeken?




timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Schreiben les 5
Kijk mee naar de opdracht.
Gebruik hiervoor je Textbuch. Kijk naar de woordenlijsten en de zinnen. 




Slide 24 - Tekstslide

Lesen
Magister maakt groepjes. Je krijgt met je groepje 1 alinea van tekst 6 en de inleiding van de tekst.
 
Jullie lezen in stilte (5 min).
Daarna gaan jullie overleggen. Waar gaat de alinea over? Welke woorden ken je niet en moet je opzoeken?




timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Examenkracht
Er staan 5 wel/niet vragen klaar.
Deze moeten a.s. dinsdag af zijn voor de les begint.
Je kunt deze opdracht maken tijdens je keuze uren. Maak de opdrachten met een woordenboek erbij.

 Schrijf de woorden die je opzoekt op het stencil dat je gekregen hebt. Dit zijn dezelfde opdrachten als in examenkracht. Hier kun je ook op markeren, maak de opdracht digitaal maar schrijf de antwoorden ook op het stencil op.

Dit is handig voor het nabespreken, dan weet je waarom je iets goed of fout gedaan hebt.


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide