Vitale capaciteit Leren onderzoeken

 Vitale capaciteit 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Vitale capaciteit 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Bespreken huiswerk
Uitleg Vitale capaciteit
Practicum
Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel 
Je moet kunnen omschrijven wat het ademvolume, de vitale capaciteit, restvolume en het longvolume is.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel lucht adem je in en uit?
 Ademvolume = hoeveelheid lucht die per rustige ademhaling wordt in- of uitgeademd
Vitale capaciteit = hoeveelheid lucht die maximaal per ademhaling kan worden in- of uitgeademd
Longvolume = het restvolume en de vitale capaciteit bij elkaar
Restvolume = lucht die na diepe uitademing achterblijft in de longen 

____________________________

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag
lees blz.68
maak opdr. 1 (blz. 69)
Ga oefenen voor de repetitie:
Samenvatting, Flitskaarten, Test jezelf, D-toets

Slide 6 - Tekstslide

BS 5: Wat is het verschil tussen
borst- en buikademhaling?
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

1
5
6
7
Vitale capaciteit
Ademvolume
Restvolume
Longvolume

Slide 8 - Sleepvraag

Wordt astma door roken veroorzaakt?
En COPD?
A
Alleen Astma
B
Alleen COPD
C
Beide
D
Geen van Beide

Slide 9 - Quizvraag

wat hoort waar?
Trachee
Stigma
Huidmondje
Kieuwboog
Lamel
Tegenstroom principe
Kieuwplaatje

Slide 10 - Sleepvraag

Stoffen in sigarettenrook
A
nicotine
B
nicotine, teer, koolstofmono-oxide
C
nicotine en teer

Slide 11 - Quizvraag

Passief roken of meeroken is
A
om de beurt een trekje van de sigaret nemen
B
tegelijk een sigaret opsteken
C
de rook inademen van een roker

Slide 12 - Quizvraag

Welke aditieven zitten er o.a. in een sigaret?
A
suiker
B
cacao
C
suiker en cacao
D
geen van beide

Slide 13 - Quizvraag

Welk onderdeel hoort waar?
Slokdarm
Stigma's
Kieuwboog
Kieuwplaatje
Tracheeën
Kieuwdeksel

Slide 14 - Sleepvraag

Wat doet koolstofmono-oxide die in een sigaret zit?
A
Het is verslavend
B
Het knijpt je bloedvaten samen
C
Het maakt je longen zwart
D
Het neemt de plek van zuurstof in

Slide 15 - Quizvraag

Wat is géén actie van de overheid om roken tegen te gaan
A
extra belasting heffen op sigaretten
B
roken verbieden in openbare ruimten
C
reclame voor roken verbieden
D
roken verbieden op terrassen

Slide 16 - Quizvraag

Waardoor weet je of je aan roken verslaafd bent?
A
je bent lichamelijk afhankelijk
B
je bent lichamelijk en geestelijk afhankelijk
C
je bent geestelijk afhankelijk

Slide 17 - Quizvraag

In je lichaam vindt alleen overdag verbranding plaats.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Door het rennen vindt er in het lichaam van het meisje meer verbranding plaats.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

longblaasjes
longen
brochien
Luchtpijptakje
luchtpijp

Slide 20 - Sleepvraag

Bij welk nummer bevindt zich bloed dat rijk is aan zuurstof?
A
1
B
2
C
3

Slide 21 - Quizvraag

wat adem je minder/evenveel/meer uit?

minder
evenveel
meer
edelgassen
waterdamp
O2
stikstof
CO2
warmte

Slide 22 - Sleepvraag

Bij welke ziekte worden de luchtwegen nauwer?
A
Bij astma.
B
Bij hooikoorts.
C
Bij longemfyseem

Slide 23 - Quizvraag

Delen van het ademhalingsstelsel zijn: bronchiën, longblaasjes en luchtpijp. Welke van deze delen bevatten kraakbeenringen?

A
De bronchiën, de longblaasjes en de luchtpijp
B
Alleen de bronchiën en de luchtpijp
C
Alleen de bronchiën en de longblaasjes
D
Alleen de luchtpijp

Slide 24 - Quizvraag

Waardoor wordt het slijm in de luchtwegen verplaatst?

A
Door de langsstromende lucht
B
Door slijmproducerende cellen
C
Door bewegingen van trilharen
D
Door bewegingen van het middenrif

Slide 25 - Quizvraag

Bladgroenkorrels zetten koolstofdioxide en water om in glucose.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Water speelt een rol bij de verbranding van een kaars.
Wat voor rol?

A
Bij de verbranding van een kaars wordt water verbruikt.
B
Bij de verbranding van een kaars ontstaat water als verbrandingsproduct.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt water omgezet in energie.
D
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in water.

Slide 27 - Quizvraag

Wat wordt er uitgewisseld in de longblaasjes
A
Zuurstof in, Koolstofdioxide uit
B
Koolstofdioxide in, Zuurstof uit
C
Stikstof in, Koolstofdioxide uit
D
Zuurstof in , Stikstof uit

Slide 28 - Quizvraag