Alles strafbaar stellen in de samenleving leidt tot ongelukkige situaties. Het kost veel geld en burgers kunnen de naleving van de wet niet altijd meer garanderen.
Nu ligt de focus op negatieve rechtshandhaving: bestraffing
Inzet ervan door strafbaarstelling van gedrag is alleen zinvol als er een goede reden voor is en wanneer andere systemen van rechtshandhaving te weinig voor wenselijke en haalbare oplossingen kunnen zorgen.
Slide 5 - Tekstslide
Delict = strafbaar feit
Het wetboek van Strafrecht maakt onderscheid tussen:
Misdrijven = Ernstige strafbare feiten
Overtredingen = Minder ernstige strafbare feiten
Voorbeelden?
Slide 6 - Tekstslide
De wet verandert
Legaliteitsbeginsel = Mensen mogen alleen worden gestraft voor iets wat door de overheid in de wet is vastgelegd.
Wat crimineel is, verandert onder invloed van:
Tijd
Plaats en de daar heersende cultuur
Jurisprudentie = De interpretatie van de wet door een hogere rechter die door lagere rechters moet worden gevolgd.
Slide 7 - Tekstslide
Het subsidiariteitsbeginsel bepaalt welk middel/bevoegdheid de opsporingsambtenaar kiest. Dit moet het minst ingrijpende middel/bevoegdheid zijn.
A
Juist.
B
Onjuist.
Slide 8 - Quizvraag
Wildplassen valt onder:
A
overtredingen
B
misdrijven
C
veelvoorkomende criminaliteit
D
zware criminaliteit
Slide 9 - Quizvraag
22: Fraude is een vorm
A
Zware criminaliteit
B
Witte boorden criminaliteit
C
Lichte criminaliteit
D
Geen criminaliteit
Slide 10 - Quizvraag
Georganiseerde criminaliteit
A
Fietsendiefstal
B
Mensenhandel
Slide 11 - Quizvraag
Van welke soort criminaliteit is hier sprake ?
A
plaatsgebonden criminaliteit
B
tijdsgebonden criminaliteit
Slide 12 - Quizvraag
Dat de overheid zich aan de wet moet houden is onderdeel van:
A
Gelijkheidsbeginsel
B
Legaliteitsbeginsel
Slide 13 - Quizvraag
9. Wat is GEEN kenmerk van de rechtsstaat?
A
Scheiding van de macht
B
Legaliteitsbeginsel
C
Grondrechten
D
Vrijspraak
Slide 14 - Quizvraag
Een handeling kan nooit achteraf alsnog strafbaar gesteld worden.
A
Legaliteitsbeginsel
B
Onafhankelijkheid van de rechter
C
Misdrijf
D
Objectiviteit
Slide 15 - Quizvraag
Tekstvraag 4
geef aan of het gaat om een strafbaar feit of een misdaad. sleep het gele vlak naar het juiste antwoord
strafbaar feit / misdrijf
1 zwart rijden in bus of trein strafbaar feit / misdrijf
2 een bank overvallen strafbaar feit / misdrijf
3 door rood licht fietsen strafbaar feit / misdrijf