Les 7. H2.

Welkom!

Als de timer is afgelopen heb je...
  • Tas op de grond
  • Leer- en opdrachtenboek op tafel
  • Telefoon in je tas of telefoontas
  • Huiswerkcontrole
timer
2:00
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!

Als de timer is afgelopen heb je...
  • Tas op de grond
  • Leer- en opdrachtenboek op tafel
  • Telefoon in je tas of telefoontas
  • Huiswerkcontrole
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Telefoon in telefoontas of eigen tas

Slide 2 - Tekstslide

Repetitie Aardrijkskunde 

Morgen repetitie die 3x telt)
H2.1 t/m 2.9 (herkansbaar)

Een atlas hoef je niet mee te nemen, deze leg ik voor je klaar.

Slide 3 - Tekstslide


Vandaag
- Herhalen H2
- D-toets bespreken
- Leren H2 (online slagen?)

Slide 4 - Tekstslide

Liever zelf even leren? 

Dat kan, graag wel in stilte zodat ik stof kan herhalen, D-toets bespreken etc. 

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling Hoofdstuk 2 Aarde
Klimaat en landschap

Slide 6 - Tekstslide

Wereldwijde luchtstromen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wet van Buys-Ballot

1. Wind waait altijd van een hogedrukgebied + naar een lagedrukgebied -

2. Op het noordelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links.

Slide 11 - Tekstslide

Coriolis effect
  • Aarde draait van west naar oost, het snelst bij de evenaar
  • Afwijking naar rechts op noordelijk halfrond, afwijking naar links op zuidelijk halfrond

Slide 12 - Tekstslide

ITCZ
  • Het lagedrukgebied rondom de evenaar verschuift
  • dus de windrichting veranderd ook gedurende het jaar (m.n. rondom de evenaar) 
  • Dit heeft invloed op het weer (natte en droge seizoenen)


Slide 13 - Tekstslide

Passaat en Moesson
Passaat: de luchtstroom van de 30° naar de Evenaar

Moesson: omgebogen passaat


Slide 14 - Tekstslide

Oceanische circulatie
aangedreven door de atmosferische circulatie

  • Warme zeestroom: van evenaar naar polen
  • Koude zeestroom: van polen richting evenaar

Slide 15 - Tekstslide

Herverdeling warmte
Atmosferische en oceanische circulatie

Atmosferische circulatie logisch
Maar hoe werkt dit met de oceanische circulatie?

Slide 16 - Tekstslide

Maar...
niet alleen beïnvloed door breedteligging.

Ook door:
  • Atmosferische circulatie
  • Oceanische circulatie
  • Reliëf
  • Land-zee verdeling

Slide 17 - Tekstslide

Landschapszones
  •  Tropische zone
  • Aride zone
  • Gematigde zone
  • Boreale zone
  • Polaire zone
Wat moet je weten?
- alle landschapszones
- de kenmerken van elke landschapszone
- landschapszone kunnen koppelen aan een klimaatgrafiek

Slide 18 - Tekstslide

Een moesson is een passaat die de evenaar kruist en vervolgens van richting verandert.

Slide 19 - Tekstslide

Klimaatgebied:
Groot gebied met hetzelfde klimaat (vaak aan de hand van classificatie van Köppen)

Slide 20 - Tekstslide

Wat moet je allemaal kennen, kunnen, begrijpen?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Toepassen leerdoelen a.d.v oefenvragen

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld vraag 1
Geef een beschrijving van het corioliseffect.


Het effect dat luchtstromen een zijdelingse afwijking krijgen door de draaiing van de aarde. Op het noordelijk halfrond is deze afwijking naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeeld vraag 2
Santorini (Thira) is een eiland met een grote baai die door vulkanisme is ontstaan. Die baai is een enorme, onder water gelopen krater.

Onder welke naam staat zo’n enorme krater bekend? Geef kort aan hoe deze is ontstaan.
Dit is een caldera, die door een zeer explosieve eruptie is ontstaan.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld vraag 3
De economie van Griekse eilanden is voor een belangrijk deel gebaseerd op toerisme. De toeristen gebruiken veel drinkwater.

Leg uit in welk jaargetijde er op de Griekse eilanden het grootste tekort aan drinkwater heerst.
In de zomer. Het Middellandse Zeeklimaat kent namelijk een droge zomer.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Voorbeeld vraag 4
Gebruik een kaart over zoutbodems in de atlas. Op deze kaart staan gebieden aangegeven ‘waar zoutbodems ontstaan wanneer geïrrigeerd wordt zonder drainage’. Dit is verzilting.

Waarom speelt deze problematiek in de Verenigde Staten in het op de kaart aangegeven gebied?
Dit speelt in het westen van de VS, omdat het klimaat daar erg droog is, waardoor irrigatiewater op de akkers snel verdampt en dan zout achterlaat.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld vraag 5
Gebruik de atlas. In veel ontwikkelingslanden wordt hout gebruikt als brandstof.

Geef aan:

- hoeveel procent van de houtproductie in Kenia als brandhout wordt gebruikt;

- welke kaart je hierbij hebt gebruikt;

- waarom dit percentage zo hoog is.
Waarom speelt deze problematiek in de Verenigde Staten in het op de kaart aangegeven gebied?
- >90%

- GB 54 227F / GB 55 249F 

- Dit percentage is zo hoog omdat veel mensen geen toegang hebben tot andere brandstoffen (te duur of niet beschikbaar).

Slide 33 - Tekstslide

D-toets bespreken

Slide 34 - Tekstslide

Vraag 1
Vanuit welke richting komt de passaatwind op het zuidelijk halfrond? (1p)
A - Vanuit het zuidwesten
B - Vanuit het zuidoosten
C - Vanuit het noordwesten
D - Vanuit het noordoosten

Slide 35 - Tekstslide

Vraag 1
Vanuit welke richting komt de passaatwind op het zuidelijk halfrond? (1p)
A - Vanuit het zuidwesten
B - Vanuit het zuidoosten
C - Vanuit het noordwesten
D - Vanuit het noordoosten

Slide 36 - Tekstslide

Vraag 1
Vanuit welke richting komt de passaatwind op het zuidelijk halfrond? (1p)
A - Vanuit het zuidwesten
B - Vanuit het zuidoosten
C - Vanuit het noordwesten
D - Vanuit het noordoosten

Slide 37 - Tekstslide

Vraag 2
Zet de cijfers 1 tot en met 4 op je antwoordblad. Maak vervolgens de tekst compleet door de ontbrekende woorden op te schrijven of de zin af te maken (3p):

De ITCZ (de intertropische convergentiezone) is een..... Deze ligt niet altijd op dezelfde plek. Dat komt doordat ....... Als het in Nederland zomer is, dan ligt de ITCZ voor het grootste deel op het ......halfrond. Vervolgens verplaatst de ITCZ. Hierdoor verandert op sommige plaatsen rond de evenaar de wind 180 graden van richting. Deze draaiende windstromen heten .....

Slide 38 - Tekstslide

Vraag 2
Zet de cijfers 1 tot en met 4 op je antwoordblad. Maak vervolgens de tekst compleet door de ontbrekende woorden op te schrijven of de zin af te maken (3p):

De ITCZ (de intertropische convergentiezone) is een lagedrukgebied. Deze ligt niet altijd op dezelfde plek. Dat komt doordat de aarde onder een schuine hoek om de zon draait. Als het in Nederland zomer is, dan ligt de ITCZ voor het grootste deel op het noordelijk halfrond. Vervolgens verplaatst de ITCZ. Hierdoor verandert op sommige plaatsen rond de evenaar de wind 180 graden van richting. Deze draaiende windstromen heten moessons.

Slide 39 - Tekstslide

Vraag 3
Gebruik de atlas of gebruik de kaart hier rechts. Hoe komt het dat de haven van Narvik, in het noorden van Noorwegen, in de winter meestal niet dichtvriest? Gebruik in je antwoord een oorzaak-gevolgrelatie. (2p)



Slide 40 - Tekstslide

Vraag 3
Gebruik de atlas of gebruik de kaart hier rechts. Hoe komt het dat de haven van Narvik, in het noorden van Noorwegen, in de winter meestal niet dichtvriest? Gebruik in je antwoord een oorzaak-gevolgrelatie. (2p)

Oorzaak (1p): er loopt een warme zeestroom voor Narvik langs;
Gevolg (1p): waardoor de watertemperatuur te hoog is en 
de haven van Narvik niet dichtvriest.


Slide 41 - Tekstslide

Vraag 4
Zie onderstaande figuur, met een schematisch zij-aanzicht van de aarde. Geef voor de punten 0, 30, 60 en 90 graden aan (2p):
Of er op die plek een hoge- of een lagedrukgebied ligt;
Of er op die plek sprake is van stijgende of dalende luchtstromen




Slide 42 - Tekstslide

Vraag 4
Zie onderstaande figuur, met een schematisch zij-aanzicht van de aarde. Geef voor de punten 0, 30, 60 en 90 graden aan (2p):
Of er op die plek een hoge- of een lagedrukgebied ligt;
Of er op die plek sprake is van stijgende of dalende luchtstromen

0, 60 graden: lagedrukgebied, stijgende luchtstromen
30, 90 graden: hogedrukgebied, dalende luchtstromen



Slide 43 - Tekstslide

Vraag 5
Op de keerkringen (ca. 23 graden N.B. en Z.B.) liggen vaak woestijnlandschappen. Leg uit hoe dit komt. Gebruik in je antwoord een oorzaak-gevolgrelatie (2p).





Slide 44 - Tekstslide

Vraag 5
Op de keerkringen (ca. 23 graden N.B. en Z.B.) liggen vaak woestijnlandschappen. Leg uit hoe dit komt. Gebruik in je antwoord een oorzaak-gevolgrelatie (2p).

Oorzaak (1p): rond deze 
breedtegraden stroomt er 
droge lucht, afkomstig uit een 
hogedrukgebied;
Gevolg (1p): waardoor er geen 
neerslag valt en er dus een 
woestijngebied ontstaat.



Slide 45 - Tekstslide

Vraag 6
Op veel plaatsen vind je, vanuit de zee gezien, een woestijngebied achter een gebergte. Leg aan de hand van een van de klimaatfactoren uit hoe dit komt (2p).





Slide 46 - Tekstslide

Vraag 6
Op veel plaatsen vind je, vanuit de zee gezien, een woestijngebied achter een gebergte. Leg aan de hand van een van de klimaatfactoren uit hoe dit komt (2p).

Wanneer de lucht richting het gebergte stroomt, stijgt deze op, koelt deze af, en valt er neerslag (1p). Wanneer de lucht aan de andere kant van het gebergte daalt, is deze droog en valt er geen neerslag, waardoor er een woestijngebied kan ontstaan (1p).



Slide 47 - Tekstslide

Vraag 7
Gebruik onderstaande kaart en bekijk onderstaande foto, genomen op Curaçao. (2p)
a. Beschrijf naar welke richting de waaiboom op de foto groeit. 
b. Verklaar waarom deze waaiboom juist die richting op groeit. 




Slide 48 - Tekstslide

Vraag 7
Gebruik onderstaande kaart en bekijk onderstaande foto, genomen op Curaçao. (2p)
a. Beschrijf naar welke richting de waaiboom op de foto groeit. 
Het zuidwesten (1p)
b. Verklaar waarom deze waaiboom juist die richting op groeit.
Omdat de wind vanuit het noordoosten komt / richting 
het zuidwesten waait, en de boom door de wind 
die kant opgeblazen wordt.
 




Slide 49 - Tekstslide

Leren voor de repetitie
- Maak gebruik van oefenopgaven onlineslagen.nl
- Oefen met examentraining H2 in je werkboek
- Ga voor jezelf na: hoe leer jij voor toetsen? Maak je bijvoorbeeld samenvattingen, mindmaps of schematische samenvattingen? Kun je hierin misschien iets veranderen?
- Maak je gebruik van de oefentoets die je docent heeft uitgezet op Google Classroom?
- Oefen je de belangrijkste opdrachten uit je werkboek?
- Gebruik je bij het leren van de begrippen de begrippenlijst die achterin het boek van ieder hoofdstuk staat?
Bestudeer in je tekstboek goed de bronnen. Dit vergeten leerlingen vaak. En stel jezelf in combinatie met de titel van de paragraaf de volgende geografische vragen: 

waar is dit? Welk verschijnsel komt hier voor? Waarom komt dit juist daar voor? 
Bekijk en controleer je of je alles geleerd hebt d.m.v. de leerdoelen die achterin ieder hoofdstuk staan?

Slide 50 - Tekstslide