Grammatica werken in groepjes

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Fijn dat je er bent, ga met je groepsgenoten bij elkaar zitten.

Pak je spullen! Je hebt nodig:

• lesboek
• 2 Chromebooks per groep 
  (laat deze nog even dicht)

Net als bij echt memory is het doel van dit spel om twee van dezelfde te vinden. Hier wordt niet met kaartjes gespeeld, maar met bewegende personen.

De twee memory spelers gaan buiten het zicht van de rest van de groep staan. De rest van de groep maakt tweetallen. Elk tweetal verzint een korte beweging. De groep gaat in rijen staan, met de tweetallen verspreid door elkaar.

De memory spelers komen nu weer terug en beginnen het spel. Een speler wijst twee leden van de groep aan. Deze doen hun beweging die ze vooraf hebben afgesproken. Doen de twee dezelfde beweging, dan heeft de speler een memory en mag nog een keer. Het tweetal gaat bij hem in de buurt staan. Zijn de bewegingen anders, dan is de andere speler aan de beurt.

Deze les

• Eerste lesuur: grammatica - woordsoorten: werken aan de presentaties
• Tweede lesuur: toets bespreken + lezen uit je leesboek.

Je kent nu: 

• Het zelfstandig naamwoord en lidwoord.
• Het bijvoeglijk naamwoord.
• Het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.
• De voorzetsels en bijwoorden.  

Even denken!

Net als bij echt memory is het doel van dit spel om twee van dezelfde te vinden. Hier wordt niet met kaartjes gespeeld, maar met bewegende personen.

De twee memory spelers gaan buiten het zicht van de rest van de groep staan. De rest van de groep maakt tweetallen. Elk tweetal verzint een korte beweging. De groep gaat in rijen staan, met de tweetallen verspreid door elkaar.

De memory spelers komen nu weer terug en beginnen het spel. Een speler wijst twee leden van de groep aan. Deze doen hun beweging die ze vooraf hebben afgesproken. Doen de twee dezelfde beweging, dan heeft de speler een memory en mag nog een keer. Het tweetal gaat bij hem in de buurt staan. Zijn de bewegingen anders, dan is de andere speler aan de beurt.

Kies de juiste woordsoort.

Je moet ook nooit Cola drinken bij de computer.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Voorzetsel (vz)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Kies de juiste woordsoort.

Ik fiets nog snel even naar de winkel.

1. Bepaald lidwoord (blw)
2. Onbepaald lidwoord (olw)

Kies de juiste woordsoort.

Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  

1. Zelfstandig werkwoord (zww)
2. Zelfstandig naamwoord (zn)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. Voorzetsel (vz)

Kies de juiste woordsoort.

Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden

1. Pers. voornaamwoord
2. Bez. voornaamwoord

Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

1. Wel een voorzetsel
2. Geen voorzetsel

bw = ?

Vandaag heb ik zeer hard gewerkt

1. vandaag
2. heb
3. hard
4. zeer

Aan de slag!

Je maakt met je groepsgenoten een mini-les.

• Vertel over de woordsoort én leg uit hoe je het herkent in de zin. 
• Je maakt met de klas een opdracht.
• De antwoorden worden besproken.
  
  

Iedereen komt aan het woord en de hele klas doet actief mee. 

Klaar? Dan kijk je nog eens de presentatie na. Alles okee? 

Dan ga je oefenen. 

Heb je de mini-les ingeleverd? 

Heb je nog een vraag?

Huiswerk voor volgende week:

Zorg dat je goed voorbereid bent voor de presentatie.

We gaan straks verder met het tweede deel van de les. 

• Je mag nu even vijf minuten pauzeren.