thema 4 BS 1-4 en 7 samenvatting

voorbereiden toets, thema 4 bs 1,2,3,4 en 7
  • je leest eerst slide 2 van deze presentatie eens goed door zodat je gaat begrijpen wat er in het hoofdstuk aan de orde komt.
  • dan ga je vervolgens de bs eerst goed door lezen, samen vatting van deze lessonup van die bs leren en de afbeeldingen en opgaven die bij elke bs staan nog eens door doornemen.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

voorbereiden toets, thema 4 bs 1,2,3,4 en 7
  • je leest eerst slide 2 van deze presentatie eens goed door zodat je gaat begrijpen wat er in het hoofdstuk aan de orde komt.
  • dan ga je vervolgens de bs eerst goed door lezen, samen vatting van deze lessonup van die bs leren en de afbeeldingen en opgaven die bij elke bs staan nog eens door doornemen.

Slide 1 - Tekstslide

Stevigheid en beweging
Hoe ziet het hoofdstuk eruit?
  • in bs 1 worden alle botten genoemd en funktie skelet
  • in bs 2 wordt verteld waar de botten uit bestaan
  • in bs 3 wordt verteld hoe de botten aan elkaar zitten
  • in bs 4 wordt verteld hoe de botten  kunnen bewegen
  • in bs 7 wordt verteld dat al hoewel de botten er soms anders uitzien ze toch een dezelfde  functie hebben of dat ze er totaal anders uitzien en ook een andere functie hebben.

Slide 2 - Tekstslide

bs 1: Het skelet
funktie van het skelet:
  • geeft het lichaam VORM
  • zorgt dat we kunnen BEWEGEN
  • geeft BESCHERMING aan organen
  • geeft STEVIGHEID aan ons

Slide 3 - Tekstslide

bs 1: Skelet

wat moet je leren:
het skelet--> afbeelding 1 en 3
wat vormt de borstkas--> borstwervels,ribben enborstbeen
wat vormt de schoudergordel--> schouderbladeren en sleutelbeen
wat vormt het bekken(gordel)--> heupbeenderen en heiligbeen
funktie van het skelet-->geeft het lichaam VORM 
                                                                  zorgt dat we kunnen BEWEGEN
                                                                       geeft BESCHERMING aan organen
                                                         geeft STEVIGHEID aan ons 
bekijk opgave 1,4 en 6 nog eens goed

Slide 4 - Tekstslide

bs 2:Hoe zien de beenderen ervan binnen uit?
Beenderen bestaan uit 2 type weefsels:
kraakbeenweefsel: groepjes cellen met veel lijmstof (collageen) ertussen--> veel beweging mogelijk, buigzaam. De tussencelstof is dus hier de lijmstof. Dit vebrnadt in een vlam.
botweefsel: de cellen zijn verbonden met veel kalkzouten en een beetje lijmstof--> weinig beweging mogelijk, niet buigzaam. De tussencelstof is dus hier voornamelijk de kalkzouten, deze lossen op in zoutzuur.
                                             baby                                                         volwassene
kraakbeenweefsel   veel                                                           weinig     
                                                     botweefsel  weining                                                    veel                                                          bekijk opdracht 1 en 3 nog eens goed. 
Je hoeft van bs 2 GEEN plaatjes te leren. 
                                            

Slide 5 - Tekstslide

bs 2: veranderingen in botweefsel
  • de botten van een baby betaan uit veel kraakbeenweefsel.
  • gedurende het leven verandert dit kraakbeenweefsel in botweefsel.
  • dus botten van oude mensen hebben veel botweefsel. Om dit botweefsel in stand te houden moet er veel kalk in hun eten zitten. Omdat ouderen nog wel eens last hebben van botontkalking breken dus hun botten dus snel.
  • er zit bij de baby bindweefsel tussen de botten van het hoofd, deze bindweefselstukken noemen we de fontanellen. 

Slide 6 - Tekstslide

bs 3: Hoe zitten de verschillende botten aan elkaar. met andere woorden welke been verbindingen zijn er.
je hebt 4 manieren waarop de botten aan elkaar zitten. 
  • Kraakbeen--> beetje beweging mogelijk
  • gewricht--> veel beweging mogelijk
  • vergroeid--> geen beweging mogelijk
  • naad--> geen beweging mogelijk

Slide 7 - Tekstslide

bs 3: welke verschillende gewrichten kennen we
kogelgewricht, kan alle kanten op draaien
vb: schouder, heup
scharniergewricht, kan maar 1 kant op
vb: vingerkootjes, bovenarm/ellepijp, knie
rolgewricht, botten schuiven over elkaar heen. 
 ellepijp met spaakbeen ( is het enige rolgewricht in ons lichaam)
bekijk opdracht 1 en 3 en 8 nog eens goed
afb 1,2 ,5  nog een keer goed bekijken
gewricht zelf NIET leren= afb 4. blz 24

Slide 8 - Tekstslide

bs 4: hoe kan het dat we onze botten kunnen bewegen
Botten zitten met behulp van spieren en pezen aan elkaar vast.
De pezen zitten tussen het bot en de spier
 De plaats waarop de pees op het bot zit noemen we aanhechtingsplaats
Doordat de spier wordt aangespannen wordt deze korter en wordt het bot aangetrokken.
Waarom heb je antagonisten? Je kunt niet tegen een bot zeggen, nu moet je ontpannen. Maar toch wil je het bot dat omhoog staat weer naar beneden hebben. De spier die dan de tegenovergestlede beweging maakt moet dan aangespannen worden. 
De spieren die nu samenwerken noemen we antagonisten van elkaar. 
ga opdracht 1 en 5 nog eens goed bekijken
geen plaatsjes van deze bs leren

Slide 9 - Tekstslide

bs 7 Vorm en functie van botten
vb van vorm en funktie verschillend: de hand van een mol, walvis en vleesmuis hennem allemaal een andere vorm. Die van de mol heeft dikke botten en de vleesmuis dunnen botten. Dat komt omdat de funktie heel erg verschilt. De mol moet ermee graven en de vleesmuis moet er mee vliegen.'
Bij zoolgangers, teengangers en topgangers lijkt de funktie wel gelijk , nl lopen/ rennen. maar omdat ze dat alledrie op een verschillende ondergrond doen is de vorm wel verschillend, zie afb. 3 blz 55 in je boek
zool gangers hebben een gewelfde onderkant van hun voet om het grote gewicht te kunnen dragen

Slide 10 - Tekstslide