WO verkeer

WO verkeer
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WO verkeer

Slide 1 - Tekstslide

WO (wereldoriëntatie)

Slide 2 - Tekstslide

Hoe gaat het met jullie vandaag?
😀 🙂 😐 ☹️ 😡

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van de les
1.  Weet ik wanneer de toets is
2. ken ik 5 verkeersborden

Slide 4 - Tekstslide

woordenlijst
1. de stoep
2. het fietspad
3. de autoweg
4. het zebrapad

Slide 5 - Tekstslide

herhaling

Slide 6 - Tekstslide

3 types verkeersborden
1. Verboden -> je mag iets niet
2. gevaar -> je moet oppassen
3. gebod -> je moet iets

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

3 types verkeersborden
1. Verboden -> je mag iets niet
2. gevaar -> je moet oppassen
3. gebod -> je moet iets

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

3 types verkeersborden
1. Verboden -> je mag iets niet
2. gevaar -> je moet oppassen
3. gebod -> je moet iets

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Dit ga je vandaag leren:
  • Je leert dat er een verschil is tussen een bestuurder en een voetganger
  • Je leert wat de veiligste plaats op de weg is om te fietsen.
  • Je leert dat je anderen en jezelf niet in gevaar moet brengen als je fietst.
  • Je leert dat anderen zich niet altijd aan verkeersregels houden en hoe je daarop moet reageren. 

Slide 16 - Tekstslide

Mensen in het verkeer kun je in twee groepen indelen
  • bestuurders
  • voetgangers


Slide 17 - Tekstslide

Wanneer ben je een bestuurder?

Een bestuurder is iemand in een auto, op een motor, een brommer of op de fiets.  Als je paardrijdt of loopt
met een paard aan de teugel, dan ben je ook een bestuurder.


Slide 18 - Tekstslide

Wanneer ben je een voetganger?

Op een skelter, een step, skeelers of een skateboard ben je
geen bestuurder maar een voetganger. Ook als je met de fiets aan de hand loopt niet. Je bent dan ook voetganger.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is jouw plaats op de weg?
Kijk eerst naar het plaatje. Wie is hier bestuurder en wie is voetganger?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Waar moet je op letten als je fietst op de openbare weg?

Slide 22 - Woordweb

Zo zit dat ... als je fietst 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Zo zit dat... als je fietst
  • Rijd altijd zoveel mogelijk rechts.
  • Rijd nooit met meer dan twee naast elkaar.

Slide 25 - Tekstslide

Zo zit dat... als je fietst

  • Als er een fieststrook is, moet je daarop fietsen.
  • Als er een fietspad is, moet je op het fietspad fietsen.

Slide 26 - Tekstslide

Zo zit dat... als je fietst

  • Je mag niet op de busbaan fietsen.
  • Je mag niet op de stoep of het voetpad fietsen. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Quiz 

Slide 29 - Tekstslide


Op welke tekening fietst Lena op de goede plek? 
A
Foto 1
B
Foto 2
C
Foto 3

Slide 30 - Quizvraag

Welke regel hoort daarbij?
A
Rijd altijd zoveel mogelijk rechts
B
Als er een fietsstrook is, moet je daarop rijden.
C
Rijd nooit met meer dan twee naast elkaar
D
Je mag niet op de stoep of het voetpad rijden

Slide 31 - Quizvraag

De jongen bij A rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

De jongen bij B rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Het meisje bij A rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quizvraag

De jongen bij B rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Welke zin is waar?
A
Gevaarlijk, je mag maar met drie naast elkaar fietsen
B
Gevaarlijk, je mag maar met twee naast elkaar fietsen
C
Niets aan de hand! Je mag hier met vier naast elkaar fietsen

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Link