Griekse mythologie: Chaos, Goden en helden

Griekse mythologie: Chaos, Goden en helden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Griekse mythologie: Chaos, Goden en helden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke Olympische goden ken je?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke Griekse helden ken je?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke wezens/beesten ken je?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt vaak beschouwd als de oorsprong van de Griekse mythologie?
A
De bijbel
B
De Ilias van Homerus
C
De Theogonia van Hesiod
D
De Aeneis van Vergilius

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgens de Griekse mythologie werden de goden en godinnen geboren uit welke belangrijke entiteit?
A
De chaos
B
Een reusachtige schildpad
C
De maan
D
De aarde

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende goden staat bekend als de heerser van de Olympische goden?
A
Apollo
B
Hera
C
Zeus
D
Poseidon

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke godin wordt geassocieerd met wijsheid?
A
Aphrodite
B
Demeter
C
Athena
D
Hermes

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke god is een broer van Zeus en Hades?
A
Ares
B
Poseidon
C
Dionysus
D
Apollo

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke godin is de zus van Zeus en wordt vaak geassocieerd met het huwelijk?
A
Artemis
B
Persephone
C
Hestia
D
Hera

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe slaagde Zeus erin om Cronos te verslaan en de heerschappij over de Olympische goden te verkrijgen?
A
Hij gebruikte een betoverd zwaard om Cronos te verslaan.
B
Hij castreerde Cronos met een sikkel.
C
Hij overtuigde de andere titanen om tegen Cronos in opstand te komen.
D
Hij gaf Cronos een drankje waardoor hij zijn broers en zussen uitspuugde.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de volgende wezens moest Herakles verslaan bij een van zijn werken?
A
Het Trojaanse paard
B
De Minotaurus
C
De Hydra van Lerna
D
De Fenicische arend

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het bijzondere voorwerp dat Perseus gebruikte om de Gorgonen te verslaan in de Griekse mythologie?
A
Een toverzwaard
B
Een magische hoed
C
Een spiegel
D
Het hoofd van Medusa

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was de Minotaurus volgens de Griekse mythologie?
A
Een vuurspuwende draak
B
Een mens met het hoofd van een stier
C
Een reusachtige adelaar
D
Een tweekoppige schildpad

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk doolhof was de Minotaurus gevangen?
A
Het labyrint van Kreta
B
Het labyrint van Athene
C
Het labyrint van Troje
D
Het labyrint van Sparta

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie speelt geen rol in de mythe van de Minotaurus?
A
Koning Minos
B
Theseus
C
Ariadne
D
Perseus

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was de zwakke plek van Achilles?
A
Zijn hiel
B
Zijn rug
C
Zijn hoofd
D
Zijn lippen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke Griekse held doodde de Trojaanse prins Hector in een legendarisch gevecht voor de poorten van Troje?
A
Achilles
B
Diomedes
C
Ajax
D
Odysseus

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het beroemde listige plan dat de Grieken gebruikten om Troje binnen te dringen en de stad te veroveren?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe is het Zeus gelukt om Europa te verleiden?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 21 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.