1) oorzaak: er is
variatie in genotypen tussen individuën van een soort
2) die variatie is het gevolg van recombinatie en mutaties
3) organismen met het fenotype wat het beste past in het milieu hebben een grotere overlevingskans
4) deze organismen hebben een grotere kans om nakomelingen te maken en hun genen door te geven
5) gevolg: het leidt er toe dat erfelijke eigenschappen van populaties onder invloed van de omgeving kunnen veranderen