Regelmatige (zwakke) werkwoorden in de verleden tijd.

Regelmatige werkwoorden in de verleden tijd.
oefeningen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Regelmatige werkwoorden in de verleden tijd.
oefeningen

Slide 1 - Tekstslide

regel
Haal van het werkwoord -en af.
Zit de laatste letter in softketchup?
Ja?  -te/ -ten
Nee?  -de/-den


Slide 2 - Tekstslide

dansen
A
hij danstte
B
hij danste
C
hij dansde
D
hij dansten

Slide 3 - Quizvraag

maken
A
hij maakde
B
hij makte
C
hij maakten
D
hij maakte

Slide 4 - Quizvraag

praten
A
hij praate
B
hij praatte
C
hij prate
D
hij praatten

Slide 5 - Quizvraag

snappen
A
hij snapte
B
hij snapten
C
hij snapde
D
hij snaptte

Slide 6 - Quizvraag

werken
A
hij werkde
B
hij werkten
C
hij werktte
D
hij werkte

Slide 7 - Quizvraag

halen
A
wij halden
B
wij haalten
C
wij haalden
D
wij halten

Slide 8 - Quizvraag

menen
A
wij menden
B
wij meenden
C
wij meenten
D
wij meende

Slide 9 - Quizvraag

spelen.
o.v.t : Wij ......

Slide 10 - Open vraag

studeren
o.v.t : Hij ......

Slide 11 - Open vraag

wonen
o.v.t : Ik ......

Slide 12 - Open vraag


Hoe ging het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll