LJ2 Thema 1 verbranding en ademhaling basisstof 1&2

Les 2 Biologie
Mevrouw van Nijhuis
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 2 Biologie
Mevrouw van Nijhuis

Slide 1 - Tekstslide

Regels
  1. Als ik praat zijn jullie stil
  2. Telefoons zijn weg
  3. Pak je meteen je spullen als je op je plek zit
  4. 3x boeken vergeten is na blijven

Slide 2 - Tekstslide

Thema 1 Basisstof 1
Verbranding

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 
  1. Je kun het verband beschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.
  2. Je weet dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat.
  3. Je kunt uitleggen dat planten bij fotosynthese energie vastleggen in glucose.
  4. Je kunt uitleggen dat bij de afbraak van glucose energie vrijkomt.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen Kader
  1. Je kun het verband beschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.
  2. Je weet dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat.

Slide 5 - Tekstslide

Basisstof 1 Verbranding
Als iets verbrand verdwijnt de brandstof en ontstaan nieuwe stoffen.
Er komt energie vrij, bijvoorbeeld warmte. Ook in je lichaam vindt verbranding plaats.

Slide 6 - Tekstslide

Zuurstof en koolstofdioxide
Een brandstof = een stof die kan verbranden. -> bijvoorbeeld kaarsvet.

Voor verbranding is zuurstof nodig. Bij verbranding komt energie vrij.

Slide 7 - Tekstslide

Zuurstof en koolstofdioxide
Bij verbranding worden een brandstof en zuurstof omgezet in water, koolstofdioxide en energie:

brandstof + zuurstof → water + koolstofdioxide + energie

Slide 8 - Tekstslide


Wat heb je nodig voor verbranding?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Energie
D
Water

Slide 9 - Quizvraag


Wat heb je nodig voor verbranding?
A
Water
B
Koolstofdioxide
C
Energie
D
Brandstof

Slide 10 - Quizvraag


Wat komt vrij bij verbranding?

A
water en koolstofdioxide en energie
B
een indicator
C
zuurstof en een brandstof
D
glucose en kaarsvet

Slide 11 - Quizvraag

DOEN

1. Ga naar blz 65 in jouw werkboek
2. Ga naar practicum 4: de werking van organen bij lichamelijke inspanning
2. Lees het practicum door en voer uit. Je hebt 10 minuten tijd.

timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Lichamelijke inspanning
Voor lichamelijke inspanning heb je energie nodig. Hoe meer je beweegt hoe meer energie nodig is. Je spiercellen werken dan bijvoorbeeld harder, ze hebben extra glucose en zuurstof nodig. 

Je gaat daarom meer eten en je ademt sneller. Organen werken harder om al je cellen te voorzien van zuurstof en brandstof. Je hart klopt sneller, je bloed stroomt sneller en je krijgt het warmer.  
glucose + zuurstof ==> water + koolstofdioxide + energie 

Slide 13 - Tekstslide

Samen lezen
Verbranding: boek Pagina 8 & 9

Slide 14 - Tekstslide

ZS Huiswerk maken
1.1. Opdracht 1 t/m 8 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Les 3 biologie
mevrouw van Nijhuis

Slide 17 - Tekstslide

Basisstof 2: het ademhalingsstelsel
Leerdoelen

1. Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen. 
2. Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen. 

Slide 18 - Tekstslide

Doen!
  • Met je buurman of buurvrouw
Vragen: 
  • Kun je de longen aanwijzen op de afbeelding en bij jezelf?
  • Voel je jouw  luchtpijp? 
  • Weet je ook wat de functie is van neus behalve ruiken?
  • Welke organen zitten er in de keelholte?

Slide 19 - Tekstslide

0

Slide 20 - Video

Ademhalingsstelsel

Slide 21 - Tekstslide

Neusholte en mondholte
Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
De neusholte is bekleed met neusslijmvlies. 

Neusslijm: kleine stofdeeltjes en 
ziekteverwekkers blijven kleven aan het slijm.

Trilharen: Verplaatsen het slijm naar de keelholte
Reukzintuig: zit boven in je neusholte

Slide 22 - Tekstslide

Keelholte en strottenhoofd
In de keelholte zitten de huig en het strottenklepje.
De huig: sluit de neusholte af als je voedsel inslikt. 
De strottenklep: sluit de luchtpijp af.

In het strottenhoofd zitten de stembanden.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

0

Slide 25 - Video

Luchtpijp
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op het strottenhoofd.

Kraakbeenringen: zorgen voor de stevigheid van de luchtpijp.

De luchtpijp is bedekt met slijmvlies.

Slide 26 - Tekstslide

ZS Aan de slag!
opdracht 1 tot en met 8

Slide 27 - Tekstslide

middenrif
longblaasje
Luchtpijptakje
haarvaatje
luchtpijp
mondholte
keelholte
neusholte
long

Slide 28 - Sleepvraag

Wat is de functie van het neusslijmvlies?
A
Geur herkennen
B
Opnemen van zuurstof
C
Tegenhouden van ziekteverwekkers
D
Verwarmen van de inkomende lucht

Slide 29 - Quizvraag

Met welk cijfer is de luchtpijp aangegeven?
A
1
B
2
C
3

Slide 30 - Quizvraag

Bij het slikken bevindt de huig zich in stand ... en het strotklepje in stand ...
A
1 en 1
B
2 en 2
C
1 en 2
D
2 en 1

Slide 31 - Quizvraag

Huiswerk

Kader: Maken opdracht 1 t/m 8 van Basisstof 2
tl: Maken opdracht 1 t/m 8 van Basisstof 3

Slide 32 - Tekstslide