In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Psychologie, les 2
Slide 1 - Tekstslide
Vind je dat je brein je belangrijkste orgaan is? Antwoord met ja of nee.
Slide 2 - Open vraag
opdracht 2a: op welke manier is het brein van Genie aangetast?
Slide 3 - Open vraag
Welke twee gevolgen heb je bij vraag 2b genoteerd?
Slide 4 - Open vraag
vraag 2c: welke drie beroepen zou ze later kunnen uitvoeren?
Slide 5 - Open vraag
een ingewikkeld orgaan
Met je brein kun je waarnemen, voelen, denken en creëren.
Maar elk brein functioneert een beetje anders.
Slide 6 - Tekstslide
Je brein ontwikkelt zich
Een wiskundesom oplossen kan de een beter dan de ander.
Dat bewijst dat niet elk brein hetzelfde werkt.
Maar: je kunt wel leren om zo'n som op te lossen.
Als dat gebeurt, verandert je brein.
Slide 7 - Tekstslide
erfelijke aanleg
Niet alleen ieders brein verschilt, ook ieders lijf doet dat.
De ontwikkeling van je lichaam is afhankelijk van je erfelijke aanleg. Die heb je van je ouders.
Slide 8 - Tekstslide
omgeving
Ook je omgeving bepaalt hoe je je ontwikkelt.
Voorbeeld: Iemand in India ontwikkelt meer zweetklieren dan iemand in IJsland.
Slide 9 - Tekstslide
inspanning
Ook lichamelijke inspanning beïnvloedt hoe je je ontwikkelt.
Als je veel sport, ontwikkel je meer spieren en sterkere botten.
Dus: werk maakt sterk.
Slide 10 - Tekstslide
Je brein ontwikkelt
Je brein heeft miljarden zenuwcellen en oneindig veel verbindingen tussen die cellen.
De ontwikkeling van je brein hangt af van je erfelijke aanleg, de informatie die jouw omgeving aanbiedt en de oefening die je brein krijgt.
Slide 11 - Tekstslide
Brein & erfelijke aanleg
Het brein van ieder mens heeft dezelfde onderdelen en ongeveer dezelfde hoeveelheid zenuwcellen. Daardoor heeft iedereen aanleg om een taal te spreken, te sporten, enzovoorts.
Slide 12 - Tekstslide
Unieke hersenen
Dankzij de erfelijke aanleg zijn alle hersenen ook uniek.
De een heeft meer talent voor muziek, de ander meer voor wiskunde.
Dit talent zit in het erfelijk materiaal en krijg je van je ouders.
Slide 13 - Tekstslide
Brein & omgeving
In Japan leer je Japans spreken. In een land met veel water leer je vast zwemmen.
Wat je leert en hoe je hersenen gaan werken, hangt dus ook af van de info die je thuis, op school en in je omgeving krijgt.
Slide 14 - Tekstslide
Brein & oefening
Als je van je ouders een skateboard krijgt, krijg je de kans om iets te leren.
Of je het goed leert, hangt af van hoe goed jij je best doet.
Slide 15 - Tekstslide
Welke drie factoren hebben invloed op je brein?
Slide 16 - Open vraag
Use it or lose it
Sommige verbindingen tussen hersencellen worden sterker, doordat je ze vaak gebruikt.
Verbindingen die je niet meer gebruikt worden zwakker of verdwijnen zelfs.
Slide 17 - Tekstslide
Genie
Genie gebruikte haar taalhersenen niet en kon niet meer leren om te communiceren.
Daaruit blijkt hoe belangrijk oefenen is en de periode waarin dit gebeurt.