De Grote Zomervakantie Quiz

De Grote Zomervakantie Quiz

van klas Leiden 01
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De Grote Zomervakantie Quiz

van klas Leiden 01

Slide 1 - Tekstslide


Zomervakantie

Slide 2 - Woordweb

Welke zin is goed?

Slide 3 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
Ik lust geen ijs.
B
Ik lust niet ijs.

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
In de vakantie ik wil naar Parijs gaan.
B
In de vakantie wil ik naar Parijs gaan.

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
In de vakantie ben ik naar het strand gegaan.
B
In de vakantie heb ik naar het strand gegaan.

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik ga op reis met een mooi auto.
B
Ik ga op reis met een mooie auto.

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
In de vakantie ik ga kamperen in de bergen.
B
In de vakantie ga ik kamperen in de bergen.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
In de zomer is het lekker warm in Nederland.
B
In de zomer is het lekker warme in Nederland.

Slide 9 - Quizvraag

Heb je een leuke vakantie gehad?

Slide 10 - Tekstslide

Ik ....... in de zomervakantie met mijn familie naar Frankrijk .............
A
heb, geweest
B
ben, geweest

Slide 11 - Quizvraag

Ik ........ in de zomervakantie heel veel ijsjes ...........
A
ben, eten
B
heb, eten
C
heb, gegeten
D
ben, gegeten

Slide 12 - Quizvraag

Ik ........ met het vliegtuig naar Spanje ......................
A
ben, gegaan
B
heb, gegaan

Slide 13 - Quizvraag

Ik ................ deze zomer heel vaak in de zee ..................
A
heb, zwemmen
B
heb, gezwommen
C
ben, gezwommen
D
ben, zwemmen

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?

Slide 15 - Tekstslide

Ik ben .......... een heel mooi museum in Parijs geweest.
A
voor
B
door
C
naar
D
met

Slide 16 - Quizvraag

Ik ga ............ mijn vrienden op reis naar Zwitserland.
A
van
B
met
C
door
D
en

Slide 17 - Quizvraag

Leiden is de mooiste stad ........ heel Nederland.
A
met
B
door
C
voor
D
van

Slide 18 - Quizvraag

In de zomer ga ik ........ bezoek bij mijn vrienden in Duitsland.
A
op
B
met
C
voor
D
naar

Slide 19 - Quizvraag

Maak de zin goed af....

Slide 20 - Tekstslide

Helaas.......
A
hebben we maar drie weken vakantie.
B
we hebben maar drie weken vakantie.

Slide 21 - Quizvraag

Eerst ga ik kamperen in Frankrijk. Daarna.....
A
ga ik naar Duitsland.
B
ik ga naar Duitsland.

Slide 22 - Quizvraag

Waarschijnlijk....
A
het wordt morgen mooi weer.
B
wordt het morgen mooi weer.

Slide 23 - Quizvraag

Het gaat vanavond regenen. Daarom
A
ga ik niet buiten eten.
B
ik ga niet buiten eten.

Slide 24 - Quizvraag

Volgende week hebben wij geen les
A
omdat het is zomervakantie.
B
omdat het zomervakantie is.

Slide 25 - Quizvraag

Ik pak mijn koffer in
A
omdat ik morgen wil gaan op vakantie.
B
omdat ik morgen op vakantie wil gaan.

Slide 26 - Quizvraag

Als.............. ga ik met mijn kinderen naar het strand
A
de zon morgen schijnt
B
schijnt morgen de zon

Slide 27 - Quizvraag

Hoe ga je in de vakantie Nederlands oefenen?

Slide 28 - Woordweb