Hoofdstuk 11 Kunststoffen HAVO

Herhaling hfst 11
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hfst 11

Slide 1 - Tekstslide

Polymeren
  • Een polymeer is een (relatief) groot molecuul opgebouwd uit vele kleine moleculen, monomeren genaamd. 
  • Het koppelen van monomeren wordt polymeriseren genoemd. 
  • Een stukje van het polymeer dat eerst een monomeer was noemen we een monomeenheid.
  • Bij polymeren wordt er onderscheid gemaakt tussen additiepolymerisatie en condensatiepolymerisatie. 

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden van polymeren
polyetheen (PE)

polypropeen (PP)

polyvinylchloride (PVC)


polystyreen (PS)


Slide 3 - Tekstslide

Additiepolymerisatie
  • Additiepolymerisatie gaat volgens een radicaalmechanisme.
  • Hierbij is een initiator nodig.
  • Vervolgens gaat het volgens de stappen:
  1. initiatie: de initiator wordt voorbereid. 
  2. propagatie: het koppelen van de monomeren
  3. terminatie: het afsluiten van de ketens

Slide 4 - Tekstslide

Bij een additie reactie wordt een stof toegevoegd aan een...
A
onverzadigde koolwaterstof
B
verzadigde koolwaterstof

Slide 5 - Quizvraag

Kies het juiste reactietype.
A
substitutie-reactie
B
additie-reactie
C
hydrolyse-reactie
D
condensatie-reactie

Slide 6 - Quizvraag

Vul in:
Het aan elkaar koppelen van ........ door het proces van ....... vormt .........
A
monomeren, hydrolyse, polymeren
B
polymeren, dimerisatie, monomeren
C
monomeren, comerisatie, koolwaterstoffen
D
monomeren, polymerisatie, polymeren

Slide 7 - Quizvraag

Welk soort reactie is voorgesteld?
A
Additie
B
Polymerisatie
C
Copolymerisatie
D
Monomerisatie

Slide 8 - Quizvraag

Is dit molecuul een polymeer?
A
Ja, polymeer
B
Nee
C
Nee, monomeer
D
Ja, monomeer

Slide 9 - Quizvraag

Juist of Onjuist?
Bij een additiereactie neemt de molmassa van het polymeer langzaam toe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Dit polymeer is
gemaakt via ...
A
additie- polymerisatie
B
condensatie- polymerisatie

Slide 11 - Quizvraag

Uit welk monomeer is dit
polymeer opgebouwd?
A
dimethyletheen
B
but-1-een
C
propeen
D
but-2-een

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de molecuulformule van de monomeer waaruit PVC (= PolyVinylChloride) gemaakt is?
A
C2H3Cl
B
C2H4Cl
C
C2H5Cl
D
C2H6Cl

Slide 13 - Quizvraag

Koppel het juiste woord aan het juiste plaatje.
Monomeren
Polymeer

Slide 14 - Sleepvraag

Kunststoffen: Eigenschappen van polymeren

Slide 15 - Tekstslide

Thermoplast & thermoharder
  • Kunststoffen die zacht worden bij verwarmen noemen we thermoplasten.
  • Kunststoffen die hard blijven bij verwarmen noemen we thermoharders.
  • De eigenschap op macroniveau is te verklaren op meso- en microniveau: thermoplasten zijn lange ketens en thermoharders vormen een netwerk.

Slide 16 - Tekstslide

Welke van de volgende kunststoffen is geen thermoplast?
A
PE
B
PVC
C
PP
D
PUR

Slide 17 - Quizvraag

Antwoord
PUR is geen thermoplast. In welke categorie een polymeer valt kun je vinden in Binas 66E.

Slide 18 - Tekstslide

Leg op microniveau uit waarom een thermoplast zacht wordt tijdens het verwarmen.

Slide 19 - Open vraag

Antwoord
Door het verwarmen gaan de moleculen van het polymeer deze sneller trillen. Door het sneller trillen kunnen de vanderwaalsbindingen tussen de moleculen worden verbroken. Hierdoor wordt het polymeer zacht.

Let op dat je duidelijk maakt dat het om moleculen gaat, anders is je antwoord niet op microniveau!

Slide 20 - Tekstslide

Crosslinks
  • Crosslinks kunnen op verschillende manieren ontstaan. Bijvoorbeeld doordat in de keten nog dubbele bindingen overblijven. Deze dubbele bindingen kunnen via additiepolymerisatie de crosslinks  vormen.
  • De andere optie is dat de monomeren een extra groep hebben.  Als een copolymeer bestaat uit stoffen waarbij de een alcoholgroep of een zuurgroep extra aanwezig zijn, kunnen deze weer een condensatiepolymerisatie ondergaan.

Slide 21 - Tekstslide

Thermoplast of thermoharder?
thermoplast
thermoharder
smelten
losse ketens
netwerk
PUR

Slide 22 - Sleepvraag

Flexibiliteit
De flexibiliteit van een polymeer kan variëren door verschillende factoren:
  • Zijketens: meer ketens > minder flexibel
  • Polymerisatiegraad: hoger > minder flexibel
  • Weekmakers: toevoeging maakt flexibel
  • Blaasmiddel; vluchtige stof, creëert ruimt
  • Vulstoffen en harders;
  • Glas- of koolstofvezels; composiet
  • UV-absorptiemiddel

Slide 23 - Tekstslide

Leg uit op microniveau waarom een weekmaker een polymeer flexibeler maakt.

Slide 24 - Open vraag

Antwoord
De molecuul van de weekmaker gaat tussen de ketens van het polymeer zitten. Daardoor zijn de vanderwaalskrachten tussen de moleculen van het polymeer kleiner. Dus is de polymeer met weekmaker flexibeler.

Slide 25 - Tekstslide

Bereken de polymerisatiegraad van PVC als de gemiddelde molecuulmassa 2.500.000 u is.

Slide 26 - Open vraag

Antwoord
Het monomeer van PVC is chlooretheen.
De molecuulmassa van chlooretheen is 62,5 u.
Polymerisatiegraad is 2.500.000 u / 62,5 u = 40.000

Slide 27 - Tekstslide

Micro-meso-macro: polymeren

Slide 28 - Tekstslide

Practicum thermoplasten
  1. Knak de rand van het bekertje en scheur het bekertje in.
  2. Herhaal deze actie zodat een reep van ongeveer 2 centimeter ontstaat. 
  3. Probeer de reep door midden te scheuren. 

Slide 29 - Tekstslide

Geef een mogelijke verklaring voor de manier waarop je de beker kunt scheuren.
Gebruik in je antwoord micro- of mesoniveau.

Slide 30 - Open vraag

De bekertjes worden gemaakt door een plaat over de vorm heen te laten gaan en dan worden de vormen aangezogen.

Geef nu (indien nodig) nogmaals een verklaring.


Slide 31 - Open vraag

Antwoord
Polystyreen is een thermoplast. Tijdens het maken van de vorm, worden het polystyreen uitgerekt en daarbij komen de moleculen naast elkaar te liggen. Daardoor is het mogelijk om de bekertjes te scheuren naar beneden wel mogelijk (want dan loopt de scheur tussen de moleculen), maar dwars niet.

Slide 32 - Tekstslide

Lego wordt gemaakt van acrylonitril-butadieen-styreen (ABS). ABS is een thermoplast en een copolymeer dat gebruikt wordt voor starre voorwerpen. Het is eenvoudig te spuitgieten en levert een glad en stevig aanvoelend plastic op. Leg uit waarom je ABS ook als thermoharder kunt beschouwen.

Slide 33 - Open vraag

Antwoord
Bij de polymerisatie van butadieen blijft een dubbele binding over. Deze kan ook reageren en zo crosslinks vormen. Zo ontstaat een netwerk: een thermoharder.

Slide 34 - Tekstslide

ABS bestaat uit 5 tot 30% 1,3-butadieen en zo'n 50% styreen, met de rest acrylonitril.

Welke van deze monomeren in het copolymeer ABS zorgt het minder flexibel worden van het polymeer?
A
acrylonitril
B
1,3-butadieen
C
styreen
D
alle drie evenveel

Slide 35 - Quizvraag

Antwoord
Van de drie monomeren heeft styreen de grootste zijgroep. 
Deze zijgroep zorgt voor  minder flexibiliteit.

Slide 36 - Tekstslide

Leg uit aan de hand van een eigenschap op moleculair niveau (microniveau) hoe een thermoharder te herkennen is.

Slide 37 - Open vraag

Antwoord
Op moleculair niveau moeten crosslinks tussen de polymeerketens aanwezig zijn. Dit zorgt dat de ketens ten opzichte van elkaar niet kunnen bewegen.

Slide 38 - Tekstslide

Welke bewerkingen moeten kunststoffen zoals polyetheen en polypropeen moeten ondergaan om er bijvoorbeeld plastic bekertjes van te kunnen maken.
A
Versnipperen, smelten, extruderen
B
Versnipperen, smelten, vacuumtrekken
C
Versnipperen, smelten, blazen
D
Versnipperen, smelten, spuitgieten

Slide 39 - Quizvraag

Stelling 1) Spuitgieten kan alleen met thermoplasten
Stelling 2) Voor spuitgieten zijn kunststoffen nodig met een lage smelttemperatuur
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
Beide stellingen zijn juist
C
Beide stellingen zijn onjuist
D
2 is juist en 1 is onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Welke methode kun je gebruiken om een kunststof draad te maken.
A
Spuitgieten
B
Blazen
C
Vacuumtrekken
D
Extruderen

Slide 41 - Quizvraag

als een alcohol met een zuur reageert...
er ontstaat een ester, en er komt H2O vrij, condensatiereactie
methylethanoaat

Slide 42 - Tekstslide

Wat is de naam
van deze ester?
timer
1:00
A
butylethanoaat
B
ethylbutanoaat

Slide 43 - Quizvraag

methylpropanoaat
propaanzuur = 3 x C met een -COOH groep
methanol = 1 x C met een -OH groep
reactie tussen methanol en propaanzuur levert:
-oaat
Esters krijgen het achtervoegsel -oaat en worden genoemd naar het alkaanzuur waarvan ze zijn afgeleid

Slide 44 - Tekstslide

uit één monomeer:

hydroxy .......zuur

Slide 45 - Tekstslide

Poly-3-hydroxypropaanzuur

Slide 46 - Tekstslide

uit twee verschillende  monomeren:
...diol + ....dizuur       (copolymeer)

Slide 47 - Tekstslide

Uit welk
monomeer
is dit polymeer
gemaakt?
A
hydroxypropaanzuur
B
propaancarbonzuur
C
2-hydroxypropaanzuur
D
3-hydroxypropaanzuur

Slide 48 - Quizvraag

uit één monomeer:

amino .......zuur

Slide 49 - Tekstslide

uit twee verschillende  monomeren:
...diamine + ....dizuur    (copolymeer)

Slide 50 - Tekstslide

Uit welke
2 monomeren
is dit polymeer
gemaakt?
A
butaandiamine en propaandizuur
B
butaan-1,3-diamine en propaandizuur
C
butaan-1,2-diamine en propaandizuur
D
butaandiamine en propaandicarbonzuur

Slide 51 - Quizvraag

Dit polymeer is
gemaakt via .....
A
additie- polymerisatie
B
condensatie-polymerisatie

Slide 52 - Quizvraag

Dit polymeer is
gemaakt uit .....
A
2-hydroxypropeenzuur
B
3-hydroxypropeenzuur
C
2-hydroxypropaanzuur
D
3-hydroxypropaanzuur

Slide 53 - Quizvraag