Wat is het verschil tussen een overtreding en een misdrijf?
Wat betekent onschuldpresumptie?
Wat is het verschil tussen horizontale en verticale rechtsbescherming?
Slide 2 - Tekstslide
Soorten criminaliteit
Geweldsdelicten
Delicten tegen openbare orde en gezag
Vernieling
Economische delicten
Vermogenscriminaliteit
Verkeersdelicten
Drugsdelicten
Milieudelicten
Verboden wapenbezit
Slide 3 - Tekstslide
Kleine en grote criminaliteit
Kleine criminaliteit = Massaal voorkomende strafbare gedragingen die hinderlijk zijn voor burgers en die gevoelens van onveiligheid kunnen vergroten.
Graffiti, woninginbraak, bedreigingen
Zwartrijden, voetbalvandalisme
Grote criminaliteit = Omvat de ernstige vormen van criminaliteit.
Moord
Terrorisme
Slide 4 - Tekstslide
Hoofdstuk 3
3.7 Veranderingen in criminaliteit
Slide 5 - Tekstslide
Veranderingen in criminaliteit
In de samenleving ontstaan verschuivingen en veranderingen:
Globalisering
Digitalisering en informatisering
Terrorisme en computercriminaliteit
Stijgende vermogenscriminaliteit
Aantal geweldsdelicten is gedaald
De mate van (informele en formele) sociale controle
Preventieve werking socialisatoren
Slide 6 - Tekstslide
Formele vs Informele controle
Formele sociale controle
Gebaseerd op geschreven regels
Vastgelegd in wetten, regels en contracten
Informele sociale controle
Beleefdheidsvormen
Ongeschreven regels waar men zich aan behoort te houden
Slide 7 - Tekstslide
Risicofactoren criminaliteit
Geslacht
Leeftijd
Maatschappelijke positie
Etnische afkomst
Opvoeding en omgeving
Slide 8 - Tekstslide
Recap-vragen
Welke vormen van criminaliteit zijn er?
Wat is het verschil tussen misdrijf en overtreding?
Wat betekent sociale controle?
Wat is het verschil tussen formele en informele controle?
Welke veranderingen in criminaliteit hebben we gezien?
Welke risicofactoren zijn er voor criminaliteit?
Welke socialisatoren beïnvloeden jou op micro-niveau?
Slide 9 - Tekstslide
Socialisatie
Het levenslange proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groepen en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en omgang met anderen.
Twee niveaus:
Microniveau - niveau van het individu
Macroniveau - niveau van de samenleving
Slide 10 - Tekstslide
Socialisatoren op micro-niveau
Gezin
School
Werkplek
Massamedia (radio, televisie, kranten, internet)
Overheid
Leeftijdsgenoten
Kerk of moskee
Buurt
Vakbonden
Maatschappelijke en vrijetijdsgroeperingen
Slide 11 - Tekstslide
Ontwikkelingen op macro-niveau
Maatschappelijke achterstand
Afnemende sociale controle
Veranderende normen en waarden
Meer welvaart
Alcohol en drugsgebruik
Pakkans
Zichtbaarheid van het delict
Selectieve opsporingsbeleid
Slide 12 - Tekstslide
Sociaal-psychologie
Jongeren lijken tijdens het plegen van crimineel gedrag hun eigen schuld (tijdelijk) buitenspel te zetten (= neutralisatie).
Ontkenning van de eigen verantwoordelijkheid
Ontkenning dat iemand slachtoffer wordt
Ontkenning dat anderen hen niet mogen veroordelen, aangezien zij ook geen heiligen zijn
Slide 13 - Tekstslide
Hoofdstuk 3
3.8 Criminaliteit en maatschappelijke vraagstukken
Slide 14 - Tekstslide
Vraagstukken bij criminaliteit
Maatschappelijke vraagstukken
Normvervaging
Individualisering
Gebrek aan sociale cohesie
Slide 15 - Tekstslide
Vraagstukken bij criminaliteit
Integratie van niet-westerse allochtonen
Sociale ongelijkheid
Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde producten en ongelijke waardering en behandeling.
==> Maatschappelijke positie bepaalt het soort criminaliteit