3.6 / 3.7 / 3.8

Hoofdstuk 3
3.6 Soorten criminaliteit
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
3.6 Soorten criminaliteit

Slide 1 - Tekstslide

Recap-vragen
  • Welke 3 soorten bedreigingen zijn er?
  • Wat is de veiligheidsparadox?
  • Wat is de veiligheidsutopie?
  • Wat betekent criminaliteit?
  • Wat is het verschil tussen een overtreding en een misdrijf?
  • Wat betekent onschuldpresumptie?
  • Wat is het verschil tussen horizontale en verticale rechtsbescherming?

Slide 2 - Tekstslide

Soorten criminaliteit
  1. Geweldsdelicten
  2. Delicten tegen openbare orde en gezag
  3. Vernieling
  4. Economische delicten
  5. Vermogenscriminaliteit
  6. Verkeersdelicten
  7. Drugsdelicten
  8. Milieudelicten
  9. Verboden wapenbezit

Slide 3 - Tekstslide

Kleine en grote criminaliteit
Kleine criminaliteit = Massaal voorkomende strafbare gedragingen die hinderlijk zijn voor burgers en die gevoelens van onveiligheid kunnen vergroten.
  • Graffiti, woninginbraak, bedreigingen
  • Zwartrijden, voetbalvandalisme

Grote criminaliteit = Omvat de ernstige vormen van criminaliteit.
  • Moord
  • Terrorisme

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
3.7 Veranderingen in criminaliteit

Slide 5 - Tekstslide

Veranderingen in criminaliteit
In de samenleving ontstaan verschuivingen en veranderingen:
  1. Globalisering
  2. Digitalisering en informatisering
  3. Terrorisme en computercriminaliteit
  4. Stijgende vermogenscriminaliteit
  5. Aantal geweldsdelicten is gedaald
  6. De mate van (informele en formele) sociale controle
  7. Preventieve werking socialisatoren

Slide 6 - Tekstslide

Formele vs Informele controle
Formele sociale controle
  • Gebaseerd op geschreven regels
  • Vastgelegd in wetten, regels en contracten

Informele sociale controle
  • Beleefdheidsvormen
  • Ongeschreven regels waar men zich aan behoort te houden

Slide 7 - Tekstslide

Risicofactoren criminaliteit
  1. Geslacht
  2. Leeftijd
  3. Maatschappelijke positie
  4. Etnische afkomst
  5. Opvoeding en omgeving

Slide 8 - Tekstslide

Recap-vragen
  • Welke vormen van criminaliteit zijn er?
  • Wat is het verschil tussen misdrijf en overtreding?
  • Wat betekent sociale controle?
  • Wat is het verschil tussen formele en informele controle?
  • Welke veranderingen in criminaliteit hebben we gezien?
  • Welke risicofactoren zijn er voor criminaliteit?
  • Welke socialisatoren beïnvloeden jou op micro-niveau?

Slide 9 - Tekstslide

Socialisatie
Het levenslange proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groepen en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en omgang met anderen.

Twee niveaus:
  • Microniveau - niveau van het individu
  • Macroniveau - niveau van de samenleving

Slide 10 - Tekstslide

Socialisatoren op micro-niveau
  • Gezin
  • School
  • Werkplek
  • Massamedia (radio, televisie, kranten, internet)
  • Overheid
  • Leeftijdsgenoten
  • Kerk of moskee
  • Buurt
  • Vakbonden
  • Maatschappelijke en vrijetijdsgroeperingen

Slide 11 - Tekstslide

Ontwikkelingen op macro-niveau
  • Maatschappelijke achterstand
  • Afnemende sociale controle
  • Veranderende normen en waarden
  • Meer welvaart
  • Alcohol en drugsgebruik
  • Pakkans
  • Zichtbaarheid van het delict
  • Selectieve opsporingsbeleid

Slide 12 - Tekstslide

Sociaal-psychologie
Jongeren lijken tijdens het plegen van crimineel gedrag hun eigen schuld (tijdelijk) buitenspel te zetten (= neutralisatie).

  • Ontkenning van de eigen verantwoordelijkheid
  • Ontkenning dat iemand slachtoffer wordt
  • Ontkenning dat anderen hen niet mogen veroordelen, aangezien zij ook geen heiligen zijn

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
3.8 Criminaliteit en maatschappelijke vraagstukken

Slide 14 - Tekstslide

Vraagstukken bij criminaliteit
  1. Maatschappelijke vraagstukken
  • Normvervaging
  • Individualisering
  • Gebrek aan sociale cohesie

Slide 15 - Tekstslide

Vraagstukken bij criminaliteit
  1. Integratie van niet-westerse allochtonen

  1. Sociale ongelijkheid
  • Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde producten en ongelijke waardering en behandeling.
  • ==> Maatschappelijke positie bepaalt het soort criminaliteit

Slide 16 - Tekstslide

Maken
Integratieve casus (pagina 96)

Slide 17 - Tekstslide