Week 3 taalvaardig H3 ww spelling

Goedemorgen 4B
filmpje James Webb
- Samen tekst lezen (markeer de signaalwoorden)
- koppel de signaalwoorden aan de verbanden

Werkboek  blz. 
- zelfstandig aan de slag oefeningen

Toetsweektoets --> spelling H1 t/m H5

timer
10:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen 4B
filmpje James Webb
- Samen tekst lezen (markeer de signaalwoorden)
- koppel de signaalwoorden aan de verbanden

Werkboek  blz. 
- zelfstandig aan de slag oefeningen

Toetsweektoets --> spelling H1 t/m H5

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

verbanden
opsomming 
tegenstelling 
tijd 
oorzaak-gevolg 
voorbeeld 
vergelijking 
conclusie 
Voorwaarde 
Doel- middel 

Slide 2 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
opsomming ook, tevens, bovendien, ten tweede, ten slotte
tegenstelling maar, echter, toch, hoewel, daarentegen
tijd eerst, dan, daarna, toen, vroeger, voordat, nadat
oorzaak-gevolg doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is
voorbeeld Zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere
vergelijking net zo als, even als, groter dan
conclusie dus, concluderend, dat betekent, kortom
Voorwaarde als.....dan, indien, mits, 
Doel- middel door, door middel van, daarmee, waarmee, om, met behulp van
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog?
1. zonnebril of zonnenbril
2. bessejam of bessenjam
3. apetrots of apentrots
4. maneschijn of manenschijn
5. groentesoep of groentensoep
6. meisjeschoen of meisjesschoen
7. damessjaal of damessjaal

Slide 4 - Tekstslide

Pv of voltooid deelwoord?
persoonsvorm???? 1e werkwoord in de zin
Tegenwoordige tijd:
Vul lopen in waar het werkwoord moet. Hoor je een T dan krijg je hem bij het werkwoord ook.
Gaat het om iemand anders --> ik-vorm + T
Verleden tijd: T EX KOFSCHIP  --> TE(n)

Voltooiddeelwoord???? ge-, be-, ver-
Maak het woord langer/zet in de verleden tijd. Krijg je daar -de dan einde een D. Krijg je in verleden tijd te dan een T
                                                                                                                        Hij verdient 10 euro per uur
                                                                                                                        Hij heeft 10 euro per uur verdiend

timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Wat kan je verwachten?
Week 2 : Spelling H3 en H4 + leesvaardig H2 + H3

Week 3: Spelling H5 en H6 + leesvaardig H4

Week 4: Proefwerk taalvaardig (spelling) + Leesvaardig H5

Week 5: TOETSWEEK ( Toets leesvaardig)

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen
1. Marieke (worden).............elk half jaar bij de kapper (knippen)...........

2. Wie (hebben) ............die woorden (bedenken)......................

3. De krant (melden).............dat het is (gebeuren)....................

4. Hij (geloven)........dat ik dat aan jou heb (beloven)..............

5. Het verhaal (verspeiden......) dat hij niet goed heeft (functioneren).................

Slide 7 - Tekstslide

Wat gaan we nu maken?
Taalvaardig blz 104
Opdracht 9, 10 en 11 
timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer met een tussen -n
Wel met een N
1. Als het eerste woord een meervoud heeft op -en bananendoos, prullenbak

Niet met een N
1. Als er maar 1 van is. zonnebril, maneschijn
2. Als het eerste woord versterkend is. beresterk, apetrots, reuzegroot
3. Als het eerste woord meervoud op S heeft. aspregesoep, weidevogel
4. Als je een -s hoort in de samenstelling en deze hoort bij het eerste woord dorpsstraat, dorpsplein



Slide 10 - Tekstslide