Les 27 2M3 schooljaar 2024/25 (kw 2)

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hallo Klasse 2M3! 

Slide 2 - Tekstslide







  • Wiederholung Wortschatz 
  • Wiederholung kloktijden
  • Wiederholung maanden en datum
  • der Stundenplan


  • bezittelijke voornaamwoord







Slide 3 - Tekstslide

Wiederholung
Wortschatz
nehmt das Laptop

Slide 4 - Tekstslide

Wo wohnen (U) .... ?
A
sie
B
Ihr
C
Sie

Slide 5 - Quizvraag

Nein, ich wohn____ in Osnabrück.
A
wohne
B
wohnst
C
wohnen
D
wohnt

Slide 6 - Quizvraag

... Haus (het)
A
die
B
das
C
der

Slide 7 - Quizvraag

... Haus
A
ein
B
eine

Slide 8 - Quizvraag

Wo wohnst du? - Ich wohne ...
auf einem Bauernhof
in einem Einfamilienhaus
in einem Doppelhaus 
in einem Reihenhaus
in einem Hochhaus

Slide 9 - Sleepvraag

der Bauernhof
das Hochhaus
Das Einfamilienhaus
das Reienhaus
das Zweifamilienhaus

Slide 10 - Sleepvraag

die
der
das
Urlaub
Wohnung
Zimmer
Spaß
Jacke
Mädchen

Hochhaus
Hamster
Katze

Slide 11 - Sleepvraag

Zeg dat je in een flatgebouw woont.
A
Ich lebe in ein Haus.
B
Ich wohne in einem Hochhaus.
C
ich wohne auf ein hachhaus.
D
Ich wohne in einer Stadt.

Slide 12 - Quizvraag

vertaal in het Duits

de tuin
A
das Haus
B
das Wohnzimmer
C
das Schlafzimmer
D
der Garten

Slide 13 - Quizvraag

de slaapkamer = ...
A
das Badezimmer
B
die Küche
C
das Schlafzimmer
D
das Wohnzimmer

Slide 14 - Quizvraag


A
Küche
B
Badezimmer
C
Arbeitszimmer
D
Schlafzimmer

Slide 15 - Quizvraag

Wie heißt dieses Zimmer?
A
Badezimmer
B
Wohnzimmer
C
Schlafzimmer
D
Küche

Slide 16 - Quizvraag

Wie heißt dieses Zimmer?
A
Badezimmer
B
Wohnzimmer
C
Schlafzimmer
D
Küche

Slide 17 - Quizvraag

Das Tierheim ist offen für Besucher.
das Tierheim
A
dierhotel
B
het dierenasiel

Slide 18 - Quizvraag

ins Tierheim bringen
A
uit het asiel halen
B
uit de kooi halen
C
naar het asiel brengen
D
naar de dierenarts brengen

Slide 19 - Quizvraag

Wie heißt dieses Tier?
timer
0:20
A
das Mierchen
B
das Meersweinchen
C
die Ameise
D
der Elefant

Slide 20 - Quizvraag

Wie heißt dieses Tier?
A
das Kaninchen
B
das Schwein
C
das Meerschweinchen
D
der Hamster

Slide 21 - Quizvraag

Wie heißt dieses Tier?
timer
0:20
A
das Wildkaninchen
B
das Meersweinchen
C
das Meerschweinchen
D
der Tiger

Slide 22 - Quizvraag

het konijn
A
der Wellensittich
B
die Schildkröte
C
das Kaninchen
D
der Hund

Slide 23 - Quizvraag

der Wellensittich
A
de cavia
B
de hond
C
de parkiet
D
de schildpad

Slide 24 - Quizvraag

de parkiet
A
der Papagei
B
der Wellensittich
C
der Kanarienvogel
D
der Vogel

Slide 25 - Quizvraag

Nee, maar ik wil graag een cavia.
A
Nein, aber ich möchte ein Meerschweinchen.
B
Ja, aber ich möchte ein Meerschweinchen.
C
Nein, aber ich möchte ein Wellensittich.
D
Ja, aber ich möchte ein Wellensittich.

Slide 26 - Quizvraag

Mijn schildpad eet graag sla.
A
Meine Schildkröte frisst gern Salat.
B
Mein Wellensittich frisst gern Salat.

Slide 27 - Quizvraag

Zet de juiste vervoeging van het werkwoord in de zin. 
Er blijft 1 vervoeging van het werkwoord over.
1
2
3
4
Ich  ___________ einen Bruder.
Wir ___________ einen Hund.
Er _________ eine Schwester
__________ ihr Haustiere?
habe
hast
hat
haben
habt

Slide 28 - Sleepvraag

Zet het juiste persoonlijk voornaamwoord in de zin. 
1
2
3
4
Ist deine Schwester Lehrerin? Nein, _______ ist Zahnärztin.
Das Buch ist nicht von mir. Ist ________ von dir?
Das ist mein Freund. Ist _______ schön?
Sind das deine Haustiere? Ja ________ sind von mir.
er
sie
es
sie

Slide 29 - Sleepvraag

Wisst ihr es noch? Die Verben  haben und sein

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
haben
hast
haben
habt
hat

Slide 30 - Sleepvraag

haben und sein
Hebben
Zijn
Haben
Sein

Slide 31 - Sleepvraag

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 32 - Sleepvraag

Wiederholung
kloktijden
Arbeitsblatt

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Wiederholung

Monate und Datum

Slide 35 - Tekstslide

der Stundenplan

Slide 36 - Tekstslide

Sprechen
S. 105
Aufg. 5

Slide 37 - Tekstslide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 38 - Tekstslide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan wie iets bezit.

Slide 39 - Tekstslide

Overzicht van de bezittelijke vnw.
Bezit.vnw.
mein-
mijn
dein-
jouw
sein-
zijn
ihr-
haar
sein-
zijn
unser-
onze, ons
euer-
jullie
ihr-
hun
Ihr-
uw

Slide 40 - Tekstslide

De bezittelijke voornaamwoorden
Het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord wordt gebruikt om een bezit aan te geven. 

Handig: Veel bezittelijke voornaamwoorden in het Duits lijken op die in het Nederlands. 

Slide 41 - Tekstslide

Lasst uns üben

Slide 42 - Tekstslide

samenvattende opdracht
schrijf 5 zinnen 

met gebruik van het bezittelijke voornaamwoord

wonen, huisdier en school 

Slide 43 - Tekstslide

Noch Zeit?
Lernen Kapitel 2
Wortschatz und Redemittel

Slide 44 - Tekstslide

Fragen? fragen!

Slide 45 - Tekstslide

Ciao! Bis zum nächsten Mal

Slide 46 - Tekstslide