KNM thema 1.3 Nederland waterland

Nederland
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Nederland waterland.
Nederland= laag land
Veel overstromingen 
Polders: molens pompten het water uit het land
Noord-Holland   / Flevoland   
Watersnoodramp: Zeeland
Waddeneilanden: TV tas          

Slide 2 - Tekstslide


A
dijk
B
dam
C
duin
D
polder

Slide 3 - Quizvraag


Hoe heet dit grote waterwerk in Zeeland?
A
de Watersnoodramp
B
De Deltadam
C
de Afsluitdijk
D
de Deltawerken

Slide 4 - Quizvraag


Wat is dit?
A
laag land
B
het weiland
C
de polder
D
het kanaal

Slide 5 - Quizvraag


Wanneer was de watersnoodramp?
A
1945
B
1953
C
1964
D
1932

Slide 6 - Quizvraag

In welke provincies was de watersnoodramp?
A
In Flevoland en Groningen
B
In Friesland en Noord-Holland
C
In Zeeland en Zuid-Holland

Slide 7 - Quizvraag

Van al dat water op aarde, wat is de verdeling van zout water / zoet water?
A
50% zout water 50 % zoet water
B
97% zout water 3 % zoet water
C
70% zout water 30% zoet water
D
30% zout water 70% zoet water

Slide 8 - Quizvraag

Flevoland:
A
Flevoland was altijd al een provincie.
B
Flevoland is een nieuw aangelegde provincie.
C
Flevoland is niet aangelegd.
D
Flevoland is een stad van Noord-Holland.

Slide 9 - Quizvraag

wat is de hoofdstad van Flevoland?
A
Almere
B
Lelystad

Slide 10 - Quizvraag

wanneer is flevoland gemaakt
A
1956
B
1945
C
1924
D
1896

Slide 11 - Quizvraag

Door wie is de afsluitdijk bedacht?
A
Ingenieur Almere
B
Ingenieur Vlieland
C
Ingenieur Lely
D
Ingenieur Roos

Slide 12 - Quizvraag

Waar ligt de afsluitdijk?
A
Provincie Zeeland
B
Tussen Noord-Holland en Friesland
C
Tussen Zeeland en Zuid-Holland
D
In het IJsselmeer

Slide 13 - Quizvraag

Wat veranderde er door de aanleg van de afsluitdijk
A
Het IJsselmeer werd drooggelegd
B
Het IJsselmeer werd zoet
C
Scheepvaart in het IJsselmeer werd onmogelijk
D
Het IJsselmeer kreeg een lager overstromingsrisico

Slide 14 - Quizvraag

Hoe lang is de afsluitdijk?
A
17 km
B
21 km
C
30km
D
34 km

Slide 15 - Quizvraag

Waarom werd de afsluitdijk aangelegd?
A
Voor de verbinding tussen Friesland en Noord- Holland
B
Voor het voorkomen van overstromingen
C
Om meer land droog te leggen
D
zodat er geen vissen naar de rivieren kunnen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed?
A
De afsluitdijk is de verbinding tussen Friesland en Noord-Holland.
B
De afsluitdijk is de verbinding tussen Friesland en Zuid-Holland.

Slide 17 - Quizvraag

Waddeneilanden

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een Nederlands eiland?
A
Groenland
B
Spitsbergen
C
Texel
D
Kriti

Slide 19 - Quizvraag

Texel hoort bij
A
Noord-Holland
B
Zuid-holland

Slide 20 - Quizvraag

Heeft texel meer schapen of meer mensen?
A
meer schapen
B
meer mensen

Slide 21 - Quizvraag

poldermolens

Slide 22 - Tekstslide

Poldermolens
Nederland is bijna helemaal vlak en ligt vaak lager dan de zee. Grote stukken grond waren drassig. Om het land te kunnen bewerken en bewonen moest men de grond droog maken. Dit deed men door middel van poldermolens die in de 16e en 17e eeuw ook grote meren droog legden.

Een poldermolen maalt het water uit een polder. Het scheprad van de molen voert het overtollige water omhoog uit de polder in een rivier of kanaal. Een poldermolen staat dus in of naast een polder en bij een rivier of kanaal. Door de poldermolens kregen we meer land voor landbouw en woningen. Poldermolens zorgden ervoor dat we droge voeten kregen.

Slide 23 - Tekstslide