In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H4.2 Kracht en versnelling - Les 1
Zojuist heb je uitleg gehad van opgave 1 t/m 3
Hoe veranderen krachten de snelheid?
Controleer de opaven 4 t/m 8
Waarvan hangt de versnelling af?
Controleer de opgaven 9 t/m 11.
Lever opgave 12 t/m 14 in bij de laatste slide.
Slide 1 - Tekstslide
4. De nettokracht bij de Ariane raket op de foto is: A groter dan nul B gelijk aan nul C kleinder dan nul.
Slide 2 - Open vraag
5. Op een rijdende scooter werkt een aandrijfkracht van 350 N. De rolwrijving is 65 N en de luchtwrijving is 170 N. a. Bereken de nettokracht op de scooter.
Slide 3 - Open vraag
5. Op een rijdende scooter werkt een aandrijfkracht van 350 N. De rolwrijving is 65 N en de luchtwrijving is 170 N. De nettokracht op de scooter is (+) 115 newton. b. Leg uit of en hoe de snelheid van de scooter zal veranderen.
Slide 4 - Open vraag
Hieronder zie je drie grafieken die de verandering van de snelheid laten zien. Bij welke beweging is de nettokracht kleiner dan 0?
Slide 5 - Poll
Hieronder zie je drie grafieken die de verandering van de snelheid laten zien. Bij welke beweging is de nettokracht gelijk aan 0?
Slide 6 - Poll
Hieronder zie je drie grafieken die de verandering van de snelheid laten zien. Bij welke beweging is de nettokracht groter dan 0?
Slide 7 - Poll
Alle nettokrachten op een rijtje:
Slide 8 - Tekstslide
A Nettokracht < 0 B Nettokracht = 0 C Nettokracht > 0
Slide 9 - Tekstslide
7. Leg uit waarom een schaatser voortdurend kracht moet zetten om dezelfde snelheid vol te houden?
Slide 10 - Open vraag
8a-1 Als de nettokracht groter is dan nul, dan versnel je.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
8a-2 Als de nettokracht kleiner is dan nul, dan ga je achteruit.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
8a-3 Als de nettokracht gelijk is aan nul, dan sta je stil.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
8a-4 Als je stilstaan, is de nettokracht gelijk aan nul.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
8b-2 Als de nettokracht kleiner is dan nul, vertraag je.
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
8b-3 Als de nettokracht gelijk is aan nul, blijft de snelheid constant.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Waarvan hangt de versnelling af?
Kracht, massa en versnelling.
Slide 17 - Tekstslide
9. Bij de grootheid massa hoort het symbool (1). De eenheid is (2) en de afkorting voor deze eenheid is (3). Geef als volgt antwoord: 1 = ... 2 = ... 3 = ...
Slide 18 - Open vraag
9. Bij het symbool F hoort de grootheid (1). De eenheid is (2) en de afkorting voor deze eenheid is (3). Geef als volgt antwoord: 1 = ... 2 = ... 3 = ...
Slide 19 - Open vraag
9. Bij de eenheid meter per seconde per seconde hoort de afkorting (1). De grootheid is (2) enhet symbool van deze grootheid is (3). Geef als volgt antwoord: 1 = ... 2 = ... 3 = ...
Slide 20 - Open vraag
10. Schrijf de formule op die het verband aangeeft tussen de massa, de nettokracht en de versnelling. a. in woorden: ....... b. in symbolen: .......
Slide 21 - Open vraag
11. Je bouwt een kart waarmee je kunt racen. Op welke twee manieren zorg je ervoor dat de kart zoveel mogelijk kan versnellen?
A
Je maakt de kart zo licht mogelijk.
B
Je zorgt voor een grote motorkracht.
C
Je zorgt voor kleine wrijvingskrachten.
D
A, B en C.
Slide 22 - Quizvraag
Maak opdrachten 12 t/m 14 op blz. 17.
Maak een foto van de opdrachten en lever deze bij de volgend slide in.
Slide 23 - Tekstslide
Foto van H2.4 vraag 12 t/m 14 uit je werkboek B, blz. 17.
Slide 24 - Open vraag
Bespreken van opgave 12 t/m 14
Deze worden tijdens de volgende les besproken.
Zie PPT; H2.4 Opgave 12 t/m 14
Ga door met LessonUp: H4.2 Kracht en versnelling - Les 2