P3 HS6 :Licht en kleur

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lichtbronnen

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
1. R  Je kunt voorbeelden noemen van natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen.

2. R 
 

Slide 3 - Tekstslide

Lichtbron
  • Een voorwerp dat zelf licht geeft, noem je een lichtbron. 
  • Kunstmatige lichtbronnen zijn door de mens gemaakt.

Slide 4 - Tekstslide

Lichtbronnen

Slide 5 - Tekstslide

deze lichtbronnen zijn:.......
A
kunstmatige lichtbronnen
B
kunstmatige en natuurlijke lichtbronnen
C
natuurlijke lichtbronnen
D
geen lichtbronnen

Slide 6 - Quizvraag

noem 2 natuurlijke lichtbronnen
meer mag ook....

Slide 7 - Open vraag

Zijn de lichtbronnen
in de afbeelding
kunstmatige of natuurlijke
lichtbronnen?
A
kunstmatige lichtbronnen
B
kunstmatige en natuurlijke lichtbronnen
C
natuurlijke lichtbronnen
D
geen lichtbronnen

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. R Je kunt schematisch lichtstralen tekenen.


Die lichtstralen zijn recht, want licht beweegt langs rechte lijnen. 
Je ziet de lamp als een deel van dit licht in je ogen valt.

Hoe verder je bij de lamp vandaan gaat, des te zwakker wordt het licht. Dat zie je ook aan de lichtstralen: die bewegen steeds verder uit elkaar.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R Je kunt schematisch lichtstralen tekenen.



Hoe verder je bij de lamp vandaan gaat, des te zwakker wordt het licht. Dat zie je ook aan de lichtstralen: die bewegen steeds verder uit elkaar.

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R  Je kunt uitleggen hoe je voorwerpen om je heen kunt zien die zelf geen licht geven.

De voorwerpen kun je zien doordat ze het licht van een lichtbron weerkaatsen, zodat het in je ogen terechtkomt.


Slide 11 - Tekstslide

Om een voorwerp (geen lichtbron) te kunnen zien, moet het:
A
licht geven
B
licht opnemen
C
licht terugkaatsen
D
vlak bij je ogen zijn

Slide 12 - Quizvraag

Een voorwerp dat zelf geen licht geeft, kun je:






A
alleen zien in fel zonlicht.
B
altijd zien.
C
nooit zien.
D
zien als er licht op valt.

Slide 13 - Quizvraag

Leerdoelen

  1. R Je kunt uitleggen welke schaduwbeelden ontstaan als een voorwerp verlicht wordt door één lamp of door twee lampen.

Als een voorwerp het licht van de lichtbron tegenhoudt, ontstaat er een schaduw. Dat is een gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen 

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen. 

Omdat licht langs rechte lijnen beweegt, kun je de schaduw van een voorwerp tekenen zie afbeelding.

1, Teken de lichtstralen die net niet door het voorwerp tegengehouden worden.



Slide 15 - Tekstslide

Is de uitspraak waar of onwaar?

De maan is een natuurlijke lichtbron.
A
waar
B
onwaar

Slide 16 - Quizvraag

Is de uitspraak waar of onwaar?

• Een schaduw is een gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen.



A
waar
B
onwaar

Slide 17 - Quizvraag

Is de uitspraak waar of onwaar?

• Schaduwen ontstaan als het licht van een lichtbron wordt tegengehouden.


A
waar
B
onwaar

Slide 18 - Quizvraag

Waar komt het licht vandaan?
A  : 
B   :
C   :
D  :
timer
3:00

Slide 19 - Tekstslide

Instructie 
AAN DE SLAG
HS 6 paragaaf  blz 76
opdrachten 12 en 13 maken
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Experiment 1
KIjk door de prisma.

OV:
Wat doet een prisma ?
Op het scherm is dan
 een reeks kleuren te zien:
 rood, oranje, geel, groen, blauw en violet.

Slide 21 - Tekstslide

Experiment 2
https://phet.colorado.edu/sims/html/color-vision/latest/color-vision_all.html?locale=nl
  • Je kunt de verschillende kleuren
 licht ook weer samenvoegen. 
  • Je krijgt dan weer wit licht.

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
HS 6 par 3 blz  88 

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R  Je kunt uitleggen wat een spectrum is en hoe je een spectrum zichtbaar maakt.


  • Het witte zonlicht bestaat uit alle kleuren van de regenboog. 
  • Dat zie je als je zonlicht op een prisma laat vallen
  • De kleuren zij: rood, oranje, geel, groen, blauw en violet. 
  • Zo’n reeks kleuren wordt een spectrum genoemd.


Slide 24 - Tekstslide

Instructie 
AAN DE SLAG
HS 6 paragaaf  blz 86
OPDRACHTEN MAKEN
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Nabespreking

Slide 26 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 27 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 28 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 29 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 30 - Open vraag