Examentraining 4 kader 2024

Examentraining 4 kader 2024
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Examentraining 4 kader 2024

Slide 1 - Tekstslide

Examenonderdelen
1. leesvaardigheid
2. schrijfvaardigheid
3. kijk- en luistervaardigheid

Slide 2 - Tekstslide

Leesvaardigheid
- informatieve teksten: artikelen uit kranten en tijdschriften, formulieren, schema's

- instructie teksten: gebruiksaanwijzing, handleiding, recept, bijsluiter bij een geneesmiddel. 

- betogende teksten: artikelen uit kranten en tijdschriften, reclameteksten, advertenties en folders

Slide 3 - Tekstslide

Welke leesstrategieën ken jij nog?

Slide 4 - Woordweb

Globaal lezen
- Handig als je snel wilt weten waar de tekst over gaat:
* Lees de titel, inleiding, tussenkopjes van de tekst
* Bekijk de afbeeldingen en lees de eerste en laatste zin van elke alinea.
* Bedenk waar het onderwerp van de tekst over zou kunnen gaan. 

Slide 5 - Tekstslide

Zoekend lezen
- Deze leesstrategie gebruik je als je zoekt naar een antwoord:
* bedenk goede trefwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Nauwkeurig (intensief) lezen
- Handig als je informatie nodig hebt om iets uit te voeren of als je een samenvatting moet maken. 
* Je leest de hele tekst, van bin tot einde
* Je probeert alles goed te begrijpen, moeilijke woorden zoek je op. 
* Let op signaalwoorden. 

Slide 7 - Tekstslide

Tekstopmaak
Een tekstopmaak zorgt ervoor dat een tekst er mooier uitziet en beter leesbaar of begrijpelijker is. 


Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden van tekstopmaak
Vetgedrukte letters 
onderstreepte letters 
letters schuingedrukt/cursief geschreven
HOOFDLETTERS
Gekleurde letters
woorden/zinnen in een kader
woorden in een gekleurde achtergrond

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden van tekstopmaak
Opsomming: wordt meestal aangeven door streppjes of bolletjes.
Tabel of een schema:

Slide 10 - Tekstslide

Tekst en beeld
Bij een tekst staat een beeld (een foto, een tekening, beelddiagram, schema of pictogram). De tekst en het beeld versterken elkaar. Door naar de afbeelding te kijken kom je meer over de tekst te weten. 

Slide 11 - Tekstslide

Functies van afbeeldingen
1) aandacht trekken
2) aantrekkelijker maken
3) iets uitleggen
4) een voorbeeld laten zien
5) versterkt de boodschap of bewering van de tekst
6) het vervangt de tekst

Een beeld zegt soms meer dan 1000 woorden. 

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen met kijken en luisteren
In het examen komen kijk- en luistervragen voor. We gaan dit even oefenen. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Niet alle leerlingen zijn aanwezig. Vindt Diederik dat erg?
A
Ja. Hij zegt dat hij het niet erg vindt, maar aan zijn houding kun je zien dat hij hiervan flink baalt
B
Nee. Door wat hij zegt en zijn houding weet je dat de lage opkomst hem niet uitmaakt.

Slide 15 - Quizvraag

Diederik laat vier experimenten zien. Welk experiment maakt op de leerling het minst indruk?
A
fles verdwijnt in olie
B
sneeuw maken
C
wolk maken
D
handschoen in stikstof

Slide 16 - Quizvraag

Diederik laat vier experimenten zien. Welk experiment maakt op de leerling het meest indruk?
A
fles verdwijnt in olie
B
sneeuw maken
C
wolk maken
D
handschoen in stikstof

Slide 17 - Quizvraag

In het fragment krijg je drie keer een toelichting op de les: twee keer door Diederik en een keer door Tahir. Wanneer zijn de toelichtingen opgenomen
A
Voor de les
B
Na de les
C
Tijdens de les

Slide 18 - Quizvraag

Hoe wordt Diederik in beeld gebracht door de programmamakers?
A
Een enthousiaste docent
B
Een sarcastische docent
C
Een strenge docent

Slide 19 - Quizvraag

Iris komt te laat binnen. Wat kun je zeggen over haar binnekomst?
A
Aan haar houding zie je dat ze bang en zenuwachtig is
B
Ze doet spottend en wantrouwend tegenover Diederik
C
Ze gedraagt zich onbeleefd en ongeïnteresseerd
D
Ze komt enthousiast en verontschuldigend binnen

Slide 20 - Quizvraag

Waarom vindt Diederik het niet erg om op zondagochtend les te geven? Omdat...
A
dan niet iedereen aanwezig is en hij dus een klein en rustig klasje heeft
B
hij geen belangrijke stof hoeft uit te leggen waarover ze een toets krijgen
C
iedereen wetenschap interessant en leuk vindt om over te leren
D
op zondag alleen maar leuke lesonderwerpen op het programma staan

Slide 21 - Quizvraag

Tahir vertelt dat hij de les 'superleuk' vond. Kon je dat ook aan hem zien tijdens de les?
A
Ja. Met zijn houding en gezichtsuitdrukking liet hij zien dat hij heel geïnteresseerd was.
B
Een beetje. Zijn houding was ongeïnteresseerd, maar aan zijn gezicht kon je soms zien dat hij het leuk vond.
C
Nee. Met zijn houding en gezichtsuitdrukking liet hij zien dat hij niet geïnteresseerd was.

Slide 22 - Quizvraag

Het meisje met het roze jack krijgt een chocoladereep van Diederik.

Aan haar non-verbale communicatie kun je aflezen dat ze
A
geen noten en chocola mag, omdat ze allergisch is
B
het belachelijk vindt dat een leraar snoep uitdeelt
C
niet zo goed weet hoe ze op de situatie moet reageren
D
zich schaamt voor het goede antwoord dat ze gaf

Slide 23 - Quizvraag

Waarom deelt Diederik chocoladerepen uit?
A
Hij wil dat de leerlingen stil zijn en als ze eten, zullen ze minder praten
B
Hij wil de leerlingen belonen, omdat ze les hebben op zondagochtend
C
Hij wil de leerlingen omkopen, zodat ze opletten
D
Hij wil de les anders maken, zodat de leerlingen enthousiast worden

Slide 24 - Quizvraag


Het meisje in het donkerblauwe shirt geeft een goed antwoord, maar krijgt geen chocoladereep. Zij zegt alleen maar ‘Eh...’.

Toch begrijpt Diederik wat ze bedoelt, want
A
ze kijkt boos in de richting van de repen
B
ze kijkt teleurgesteld in de richting van de repen
C
ze kijkt verdrietig in de richting van de repen
D
ze kijkt vragend in de richting van de repen

Slide 25 - Quizvraag

Diederik zegt dat het best moeilijk is om als jongere twee uur lang je best te doen. Hoe krijgt hij het volgens hemzelf voor elkaar dat de leerlingen dat wel doen?
A
Hij deelt snoep uit, zodat de les leuk wordt en de tijd sneller gaat.
B
Hij doet zijn best voor hen en dan willen ze wel wat terugdoen.
C
Hij stelt heel veel vragen, zodat ze wel moeten opletten.
D
Hij geeft streng en rechtvaardig les, zodat iedereen blijft luisteren.

Slide 26 - Quizvraag

Diederik doet een experiment met een gele handschoen. Waarom slaat hij met een hamer op de handschoen? Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A
Dat moet bij het experiment dat Diederik laat zien
B
Diederik wil de aandacht van de leerlingen trekken
C
Diederik wil de gevaren van experimenten laten zien

Slide 27 - Quizvraag

Hoe reageren de leerlingen op dit experiment?
A
boos
B
enthousiast
C
geschrokken
D
verveeld

Slide 28 - Quizvraag

Schrijfvaardigheid
In elk examen moet je een e-mail of een artikel schrijven.
Wat je moet schrijven weet je pas op je examen. 


Slide 29 - Tekstslide