4GTB

Hoofdletter
geen hoofdletter
antwerpen
boterbloem
buitenlands
coolcat
herfst
juni
newcastle
noorderlijk
olifant
pasen
renault
russische
tessa
west - friesland
zondag
zuidoosten
1 / 35
volgende
Slide 1: Sleepvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdletter
geen hoofdletter
antwerpen
boterbloem
buitenlands
coolcat
herfst
juni
newcastle
noorderlijk
olifant
pasen
renault
russische
tessa
west - friesland
zondag
zuidoosten

Slide 1 - Sleepvraag

Hoe schrijf je:
januari
A
Januari
B
januari

Slide 2 - Quizvraag

Geen hoofdletters


  • Bij namen van dagen (maandag, dinsdag, woensdag, etc.)
  • Bij namen van maanden (januari, februari, maart, etc.)
  • Bij namen van seizoenen (herfst, lente, winter, zomer)
  • Bij namen van windstreken (oost, west, zuid, noordwest, etc.)


Slide 3 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
't Is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.

Slide 4 - Quizvraag

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe schrijf je:
loes van loo
A
Loes van Loo
B
Loes Van loo .

Slide 6 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot

Slide 7 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 8 - Quizvraag

Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 9 - Tekstslide

Regel 2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 10 - Tekstslide

Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 11 - Tekstslide

Hoe schrijf je:
's hertogenbosch
A
'S hertogenbosch.
B
's Hertogenbosch.

Slide 12 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
op dinsdag gaan we naar de maas

A
Op dinsdag gaan we naar de Maas.
B
Op Dinsdag gaan we naar De Maas.

Slide 13 - Quizvraag

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 14 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 15 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
  • In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe schrijf je:
ik ga met kerstmis naar groot- brittannië

A
Ik ga met Kerstmis naar Groot- Brittannië.
B
Ik ga met kerstmis naar groot- Brittannië.
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Westelijke zeestroom
B
westelijke zeestroom

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
amstellaan
B
Amstellaan

Slide 19 - Quizvraag

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter:
  • vaderdagontbijt

Slide 20 - Tekstslide

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 21 - Tekstslide

Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Heilige begrippen wel een hoofdletter.
  • God
  • Bijbel
Godsdiensten en culturele stromingen en woorden die daarvan zijn afgeleid krijgen geen hoofdletter.
  • jodendom
  • humanisme
  • jood

  • God
  • Bijbel

Slide 22 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Allah
B
allah

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
boeddhisme
B
Boeddhisme

Slide 24 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Het is Herfst
B
Het is herfst.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
kerstbal
B
Kerstbal

Slide 26 - Quizvraag

2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 27 - Tekstslide

2: namen van personen
Is er geen voornaam of voorletter, dan krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 28 - Tekstslide

3: namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 29 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Wil jij een pepsi max?
B
Wil jij een Pepsi Max?
C
Wil jij een Pepsi max?

Slide 30 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
noord-brabant
B
Noord-brabant
C
Noord-Brabant
D
noord-Brabant

Slide 31 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Met ananas erop is het geen Italiaanse pizza!
B
Met ananas erop is het geen italiaanse pizza!

Slide 32 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Woon jij aan de amstellaan?
B
Woon jij aan de Amstellaan?

Slide 33 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een komma? 
Blz. 207
  1. Tussen de delen van een opsomming: Ik houd van voetbal, volleybal, tennis en korfbal
  2. Na een naam of uitroep aan het begin van de zin: Jasmijn, ligt er nog chips in de lade?
  3. In een samengestelde zin: Hoewel ik altijd loop, kan ik niet zonder fiets.
  4. Voor een voegwoord: Ik wil niet naar school fietsen, omdat het regent

Maken: opdracht 1 en 2 (blz. 30 en 31)







Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide