In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
'Een gepeperde rekening' is .......
A
Une note poivrée.
B
Une note épicée.
C
Une fausse note.
D
Une note salée.
Slide 1 - Quizvraag
La cathédrale de Soissons
Slide 2 - Tekstslide
La rosace de la cathédrale de Soissons a été ........ (vernield) par la tempête.
A
détruit
B
sauvagé
C
détruite
D
sauvagée
Slide 3 - Quizvraag
(Doe het licht uit in de badkamer!) ........ la lumière dans la salle de bains!
A
Eteins
B
Arrête
C
Coupe
D
Ferme
Slide 4 - Quizvraag
L'occasion fait le larron. Wat betekent dat ?
A
De gelegenheid maakt de dief.
B
Je moet de gelegenheid grijpen.
C
De aanbieding maakt hebberig.
D
De omstandigheid is gunstig.
Slide 5 - Quizvraag
In de reisgidsen van Michelin worden de attracties aangeduid met sterren. Twee sterren betekent: 'Mérite le détour'. Dat betekent: De attractie is ........
A
historisch interessant
B
leuk voor kinderen
C
voordelig qua prijs
D
de omweg waard
Slide 6 - Quizvraag
Dijon se trouve ........ Bourgogne ?
A
dans
B
à
C
en
Slide 7 - Quizvraag
Je l'ai suivi clopin-clopant. Wat betekent het vetgedrukte woord?
A
al strompelend
B
aarzelend
C
in galop
D
met rasse schreden
Slide 8 - Quizvraag
Een man met een snor is ........ .
A
un moustacheron
B
un moustachu
C
un moustachu
D
un moustachard
Slide 9 - Quizvraag
des maisons mitoyennes
Slide 10 - Tekstslide
(Mijn huis is naast het zijne.) Ma maison est à côté de ........ .
A
la sienne
B
le sien
C
sien
D
sein
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekent het vetgedrukte woord? Je n'ai pas déjeuné, de sorte que je puisse arriver à temps ici.
A
voordat
B
zodat
C
mits
D
omdat
Slide 12 - Quizvraag
Je hebt een account aangemaakt bij een internetwinkel. Je ontvangt deze tekst: Pour définir un nouveau mot de passe, rien n'est plus simple ! Il vous suffit de cliquer sur ce lien. Wat betekent het vetgedrukte deel?
A
het is verboden voor u
B
u hoeft alleen maar
C
het is al klaar voor u
D
u hoeft niets meer te doen
Slide 13 - Quizvraag
(Elise kookt slecht maar Stéphanie kookt slechter.) Elise cuisine ........ , mais Stéphanie cuisine ........ .
A
mauvais, pire
B
mal, pire
C
mal, plus mauvais
D
mauvais, plus mauvais
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent het vetgedrukte woord: Je voudrais une douzaine d'oeufs.
A
12-tal
B
10-tal
C
2-tal
Slide 15 - Quizvraag
(de tweede november 2017) ........ novembre 2017
A
deux
B
le deuxième
C
le deux
D
deuxième
Slide 16 - Quizvraag
Voici la maison que nous avons ........ (gekocht).
A
vendu
B
vendue
C
acheté
D
achetée
Slide 17 - Quizvraag
Welk van de volgende 'tussenwerpsels' betekent : 'Dat laat me koud'. ........ , ce film n'était pas génial, il était vraiment nul!
A
bof!
B
aïe!
C
oh..là, là!
D
pfff!
Slide 18 - Quizvraag
Jean regarde la fille danser. Il ........ danser.
A
le regarde
B
regarde le
C
la regarde
D
regarde la
Slide 19 - Quizvraag
....... (Desalniettemin), certaines personnes en France et en Allemagne considèrent que c'est un système condamné à disparaître.
A
Quoique
B
Autrefois
C
Désormais
D
Néanmoins
Slide 20 - Quizvraag
la chaise
Slide 21 - Tekstslide
Hij gaat nooit op deze stoel zitten.
A
Il ne s'assoit ne jamais sur cette chaise.
B
Il ne jamais s'assoit sur cette chaise.
C
Il jamais s'assoit sur cette chaise.
D
Il ne s'assoit jamais sur cette chaise.
Slide 22 - Quizvraag
Le directeur a ........ rémunérer son personnel.
A
décidé pour
B
décidé
C
décidé de
D
décidé à
Slide 23 - Quizvraag
(De sigaretten die hij rookt zijn gevaarlijk.) Les cigarettes ........ il fume sont dangereuses.
A
qu'
B
quels
C
qui
D
lesquels
Slide 24 - Quizvraag
Welke van de volgende koffiebeschrijvingen is pittig van smaak?
A
café américain
B
café allongé
C
café crème
D
café corse
Slide 25 - Quizvraag
Die jongen houdt het goed vol! Ce jeune garçon est très ........ !
A
persévérant
B
courageux
C
têtu
D
audacieux
Slide 26 - Quizvraag
Les maisons qu'on a ........ (gebouwd) ici il y a moins de deux ans, sont déjà en mauvais état.
A
construit
B
construites
C
construits
D
construite
Slide 27 - Quizvraag
Misschien hebben we meer tijd nodig! = Peut-être ........
A
faut-il du temps
B
nous faut-il plus de temps
C
avons-nous besoin de meilleurs temps
D
avons-nous plusieurs temps
Slide 28 - Quizvraag
........ (De opvangcentra) ont fait de leur mieux pour recevoir tous les réfugiés.
A
Les centres de recueillement
B
Les centres de repos
C
Les centres d’accueil
D
Les centres de transition
Slide 29 - Quizvraag
la voiture
Slide 30 - Tekstslide
Mon frère a acheté (een) ........ Peugeot 508.
A
un
B
une
Slide 31 - Quizvraag
la famille
Slide 32 - Tekstslide
Uit hoeveel personen bestaat jouw gezin?
A
Tu as beaucoup de personnes chez ta famille?
B
Combien de personnes est ta famille?
C
Tu as une famille combien de personnes?
D
Il y a combien de personnes dans ta famille?
Slide 33 - Quizvraag
Op een bord langs de snelweg staat: 'Défendu de circuler sur la bande d'arrêt d'urgence.' Wat betekent dit letterlijk?
A
Het is toegestaan om in geval van nood op de vluchtstrook te stoppen.
B
Het is verboden op de vluchtstrook te keren.
C
Het is toegestaan over de vluchtstrook te rijden in geval van nood.