Water in Nederland oefentoets

Water in Nederland oefentoets
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Water in Nederland oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Hoe geef je antwoord op een open vraag


- Herhaal een deel van de vraag
-Gebruik de begrippen die je geleerd hebt of leg de begrippen duidelijk uit.
- Begin de zin met een hoofdletter.
- Beëindig de zin met een punt.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de grens tussen hoog en laag Nederland
A
10 m boven NAp
B
3 m boven NAP
C
0-1 meter boven NAP
D
10 meter onder NAP

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het doel van de Deltawerken?
A
Het creëren van een zoetwatermeer
B
Het zuidwesten voor altijd veilig maken
C
Het verlengen van de kustlijn
D
Het bevorderen van hongersnood

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de Deltawerken?
A
De Deltawerken is een andere naam voor het project Ruimte voor de Rivier.
B
De Deltawerken beschermen ons tegen het water. Ze bestaan uit sluizen, dammen en stormvloedkeringen.
C
De Deltawerken is een andere naam voor het inpolderen van Flevoland.
D
De Deltawerken zorgen ervoor dat het water overal in Nederland een stuk lager staat.

Slide 5 - Quizvraag

Welke overeenkomst is er tussen de Afsluitdijk en de Deltawerken?
A
Ze liggen beide in Zeeland.
B
Ze maken beide de kustlijn korter.
C
Het zijn voorbeelden van dynamisch kustbeheer.
D
Ze zijn beide ontstaan door zandsuppletie.

Slide 6 - Quizvraag

Zuiderzeewerken zijn aangelegd om....?
A
Gemakkelijk van Friesland naar Noord Holland te kunnen reizen
B
Voor de sier en te laten zien hoe goed wij met water zijn
C
Omdat men van het IJsselmeer een zoetwater gebied wilde maken
D
Om watersnoodrampen te voorkomen

Slide 7 - Quizvraag

Van welk plan is de afsluitdijk (tussen Friesland en Noord-Holland) onderdeel?
A
Deltaplan
B
Zuiderzeewerken
C
Ruimte voor de rivier

Slide 8 - Quizvraag

Flevoland is een
A
droogmakerij
B
veenpolder
C
zeepolder
D
ijselmeerpolder

Slide 9 - Quizvraag

Bekijk het plaatje.

Uitspraak I: ‘Dit is duidelijk een voorbeeld van een drooggemalen stuk zee, zoals de Flevopolders of de Beemster in Noord-Holland.’

Uitspraak II: ‘Dit is een zeepolder omdat een stuk land van de zee is afgesloten.’

A
Uitspraak I is juist en uitspraak II is onjuist.
B
Uitspraak I is onjuist en uitspraak II is juist.
C
Beide uitspraken zijn juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 10 - Quizvraag

Wat voor polder is dit?
A
Zeepolder
B
Veenpolder
C
Droogmakerij
D
IJsselmeerpolder

Slide 11 - Quizvraag

Wat voor polder zie je op de afbeelding?
A
droogmakerij
B
zeepolder
C
veenpolder

Slide 12 - Quizvraag

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?

I. Elke droogmakerij is een polder.
II. Elke polder is een droogmakerij.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 13 - Quizvraag

Hoe zie je dat dit een droogmakerij is?
A
Het is niet meer nat.
B
Je hebt er akkers en weilanden
C
Er zijn rechte sloten en percelen
D
Er staat een gemaal aan de rand

Slide 14 - Quizvraag

Het neerleggen van materiaal door water, ijs en wind
A
sedimentatie
B
inklinken
C
Hoog-Nederland
D
zeespiegelstijging

Slide 15 - Quizvraag

Sleep de maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier naar de juiste plek:
obstakelverwijdering
kribverlaging
dijkverbetering
uiterwaardvergraving
ontpoldering

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is geen maatregel van Ruimte voor de Rivier?
A
Dijken verleggen
B
Uiterwaarden verdiepen
C
Nevengeul verplaatsen
D
Kribben verlagen

Slide 17 - Quizvraag

Bescherming tegen zee
Bescherming tegen rivieren 
Winterdijk
Ruimte voor de rivieren
Delta werken
Duinen

Slide 18 - Sleepvraag

De hoofddoelstelling van
de projecten Ruimte voor
de Rivier is
A
zorgen voor goede kwaliteit van het water
B
zorgen voor waterveiligheid
C
zorgen voor voldoende water
D
zorgen voor mooie natuurgebieden

Slide 19 - Quizvraag

Natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect

Slide 20 - Sleepvraag

Het broeikaseffect is ................
A
goed, het zou ander veel kouder zijn
B
slecht, het wordt te warm

Slide 21 - Quizvraag

Het broeikaseffect is het opsluiten van hitte in de atmosfeer. Wat is niet waar over het broeikaseffect?
A
Door het broeikaseffect blijft de temperatuur stijgen waardoor er in de toekomst geen winters meer zijn
B
De hitte wordt opgesloten door broeikasgassen; met name C02 en de damp van H2O
C
Zonder het broeikaseffect zou er geen leven op aarde mogelijk zijn
D
Mensen voegen teveel kooldioxide aan de atmosfeer toe waardoor de temperatuur blijft stijgen

Slide 22 - Quizvraag

Klimaatverandering heeft soms gevolgen die we in Nederland merken, maar die niet tegelijkertijd op andere plaatsen in de wereld voorkomen. Maar er zijn ook gevolgen, die altijd overal op de wereld gelden. Noem een wereldwijd gevolg

Slide 23 - Open vraag

Noem nu een gevolg wat alleen in NL is

Slide 24 - Open vraag

Sinds 2 jaar is de wolfspin in NL (oorspronkelijk uit Azië) Leg uit waarom dit komt door klimaatverandering

Slide 25 - Open vraag

Co2 is een andere naam voor:
A
koolstofdioxide
B
methaangas
C
waterdamp
D
lachgas

Slide 26 - Quizvraag

Op welke onderdelen
hebben wadi's invloed?
A
Wateroverlast
B
Waterkwaliteit
C
Verdroging
D
Waterproblemen in andere gebieden voorkomen

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen mitigatie en adaptatie?

Slide 28 - Open vraag

Een wadi is een vorm van
A
mitigatie
B
adaptatie

Slide 29 - Quizvraag

Met welk cijfer wordt in de afbeelding de nevengeul bij Nijmegen aangewezen?
        1.              2.      .
A
1.
B
2.
C
.

Slide 30 - Quizvraag

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?

I. Een nevengeul langs een rivier is bedoeld om water vast te houden.

II. Nevengeulen zijn bedoeld om de rivier meer ruimte te geven.

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 31 - Quizvraag

Waarom zijn rivieren in NL niet meer natuurlijk? Wat hebben we gedaan om de rivieren vast te leggen?

Slide 32 - Open vraag

Wat is de oeverwal ?
A
Bij de letter A
B
Bij de letter B

Slide 33 - Quizvraag

De oeverwallen bestaan uit...?
A
Grind
B
Veen
C
Klei
D
Zand

Slide 34 - Quizvraag

Welk cijfer geef jij jezelf voor deze oefentoets?

Slide 35 - Poll