1mavo zinsontleding 06012021

Hebben jullie een goede vakantie gehad?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hebben jullie een goede vakantie gehad?

Slide 1 - Tekstslide

Zinsontleding

Slide 2 - Tekstslide

START


Eerder leerde je de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp van een zin te vinden.


Na deze les weet je hoe je het lijdend voorwerp van een zin kunt vinden?



taalverzorging

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm
  • Altijd een werkwoord
  • Tijdproef: tegenwoordige tijd en verleden  tijd
    Hij loopt naar school - Hij liep naar school
  • Vraagproef: vraag ervan maken
    Hij loopt naar school - Loopt hij naar school?
  • Aantal veranderen: enkelvoud en meervoud
    Hij loopt naar school -  Wij lopen naar school

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de pv in deze zin:
De man uit Frankrijk wil graag naar Den Haag gaan.

Slide 5 - Open vraag

Zinsdelen
  • De delen waaruit een zin bestaat
  • Eén woord of meerdere woorden
  • Zoek eerst de persoonsvorm
  • Alle zinsdelen kan je voor de pv zetten, de zin moet wel kloppen!
  • Alles voor de pv is één zinsdeel

In de supermarkt kost een flesje cola 3 euro.
In de supermarkt | kost| een flesje cola | 3 euro

Slide 6 - Tekstslide

Verdeel de zin in zinsdelen door er strepen tussen te zetten (- of |)
De man uit Frankrijk wil graag naar Den Haag gaan.

Slide 7 - Open vraag

Onderwerp
  • De persoonsvorm en het onderwerp horen  bij elkaar. Allebei enkelvoud of meervoud.
  • Wie/wat + pv = onderwerp
    Hij loopt naar school. Wie loopt naar school? Hij.
  • Verander de pv, zodat het onderwerp mee verandert
    Hij loopt naar school - Wij lopen naar school

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin:
De man uit Frankrijk wil graag naar Den Haag gaan.

Slide 9 - Open vraag

Wat is de pv in deze zin:
Hebben jullie een goede vakantie gehad?

Slide 10 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen door er strepen tussen te zetten (- of |):
Hebben jullie een goede vakantie gehad?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin:
Hebben jullie een goede vakantie gehad?

Slide 12 - Open vraag

Even aan de slag
Maken opdracht 8 blz 183 in de boek.
Doe dit het liefst in je online schrift in teams. Lukt dit niet, dan op een blaadje en stuur je foto via de mail.
Je krijgt 6 minuten, de rest is huiswerk.
timer
6:00

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wwgez

Slide 15 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 16 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 17 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Mats roept zijn vader.

Slide 18 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij pakt haar fiets uit de schuur.

Slide 19 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De leraar schrijft een som op.

Slide 20 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De voetballer trapt de bal weg.

Slide 21 - Open vraag

GAAT HET GOED?

Lukt het je om het

lijdend voorwerp van de zin steeds te vinden?


Voor de zekerheid nog een voorbeeld.

Slide 22 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Slide 23 - Open vraag

LIJDEND VOORWERP


Martijn | hangt | zijn jas | aan de kapstok.


Wat hangt Martijn? Martijn hangt zijn jas.


lijdend voorwerp = zijn jas

voorbeeld 4
ow
wwgez

Slide 24 - Tekstslide


Schrijf het lijdend voorwerp op.

De visser heeft een karper gevangen.

Slide 25 - Open vraag


Schrijf het lijdend voorwerp op.

Dagmar heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.

Slide 26 - Open vraag

Opdracht/huiswerk
Wat: opdracht 11, 12 en 14 blok 4 grammatica
Hoe: in je online schrift  (Teams)
Hulp: chat in Teams
Tijd: tot morgen in de les maar ik ben voor vragen tussen 14 en 15 uur bereikbaar
Klaar: sluit je schrift en het is opgeslagen

Slide 27 - Tekstslide