Werkwoordspelling 2F niveau

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

NT2-Hoezee - 10 februari 2025

Wat gaan we doen vandaag?

1. Woordenschatoefeningen met je eigen woorden
2. We gaan verder met het oefenen van werkwoordspelling
3. Afsluiting

Werkwoordspelling extra

Vandaag gaan we verder met het oefenen van de werkwoordspelling

Leerdoelen

Ik weet welke werkwoordvorm ik moet toepassen in de zin

Ik weet wanneer ik een 'd', 't' of 'dt' aan het einde van het werkwoord moet schrijven

Vincent ........ onmiddellijk het geheim van de goochelaar die op school optrad.

1. doorgronde
2. doorgrondde

Je ........ je op het parkeerdek.

1. bevindt
2. bevind

Op het feest kun je ook ........ worden.

1. gesminkt
2. geschminckt
3. gesminckt
4. geschminkt

Wie ........ er nog in Griekse goden?

1. geloofd
2. gelooft

In het ziekenhuis werd de baby ........ na de geboorte.

1. verwisseld
2. verwisselt

Na het woord 'vakantie' heeft de klas uitbundig ........

1. gejubelt
2. gejubeld

In de vorige eeuw ........
de Apollo-astronauten altijd in de zee.

1. landden
2. landen
3. landde
4. lande

Ik ........ van nieuwsgierigheid.

1. brant
2. brand
3. brandt

Op zondag ........ hij graag.

1. bruncht
2. brunchd
3. brunchet
4. brunched

Ik heb de handleiding gelezen, maar deze ........ niet hoe je het apparaat moet uitzetten.

1. vermelde
2. vermeldde

Peter ........ graag op zolder.

1. hobby't
2. hobbyt
3. hobbit
4. hobbiet

Voor duizenden woningen is een bouwvergunning ........

1. verleend
2. verleent

Het heeft vandaag een beetje ........

1. gedooit
2. gedooid

We hebben vanochtend grondig ........

1. gestofzogen
2. stofgezogen
3. stofgezuigd
4. gestofzuigd

Het afval wordt hier zomaar ........

1. gedumped
2. gedumpt
3. gedumpd
4. gedumpdt

Mijn koffer werd streng ........ door de douane.

1. gecontroleerd
2. gecontroleert

De gokker woonde naast het casino en ........ daar al zijn geld.

1. besteedde
2. bestede
3. besteden

Waar ........ ik mij eigenlijk?

1. bevindt
2. bevind

Ik heb mijn emmer ........ in de achtertuin.

1. geleegt
2. geleegd

Vroeger ........ wij elkaars lengte met een meetlat langs de deurpost.

1. mete
2. meten
3. meetten
4. maten

Vervoeg het werkwoord in de zin: verhogen
Shell .........de benzineprijs, omdat de olieprijs gestegen is.

Vervoeg het werkwoord in de zin: vinden
...........je docent het goed als je je werkstuk door een ander laat nakijken op taalfouten?

Vervoeg het werkwoord in de zin: bereid (zijn)
Mevrouw Van der Sluis is ..............het proefwerk uit te stellen.

Vervoeg het werkwoord in de zin: behartigen
Onze klassenvertegenwoordiger ..................... onze belangen goed.

Vervoeg het werkwoord in de zin: besteden
Die jongen ................. te veel tijd aan gamen.

Vervoeg het werkwoord in de zin: moeten
Wij ..............gisteren voor 20.00 uur reageren op het voorstel.

Vervoeg het werkwoord in de zin: houden (van)
Die jongen .............weinig van zijn spaargeld over.

Vervoeg het werkwoord in de zin: vergroten
Die onderneming .............het verlies met 50% door een eenmalige afboeking.

Wat snap je nu van werkwoordspelling?

TOP

Best goed vind ik zelf, nog wat oefenen

Meh

Ik snap er niks van, sorry

Hoe goed ken je de nieuwe woorden van deze week?

oke

matig

nog niet eigenlijk