- beschrijving van wat je hebt gezien, gedaan of besproken
(Je gebruikt veel de verleden tijd van de ww.)
- goed te begrijpen, ook door iemand die er niet bij geweest is
- volledig (5 w&h-vragen:
wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe)
- zakelijk en duidelijk
- eventueel een mening (let op de opdracht!)
- gebruik (veel) bijvoeglijk naamwoorden (bijv. goed, snel)