Samenvatting H3 De winkel in

Samenvatting H3 Economie
Let op: een slide met                is alleen voor GL
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Samenvatting H3 Economie
Let op: een slide met                is alleen voor GL

Slide 1 - Tekstslide

Drie formules
1. Bedrag : 100 x percentage

2. deel : geheel x 100 

3. (nieuw - oud) : oud x 100

Slide 2 - Tekstslide

Bedrag : 100 x percentage

Slide 3 - Tekstslide

Deel : geheel x 100

Slide 4 - Tekstslide

(nieuw - oud) : oud x 100

Slide 5 - Tekstslide

De Marketingmix

Bedrijven proberen het koopgedrag van mensen te beïnvloeden.
Zij doen dit door de marketingmix toe te passen. 

De marketingmix bestaat uit de 4 P's.

Slide 6 - Tekstslide

Waar verkoop de winkelier zijn producten? Is dat de drukste winkelstraat in Amsterdam of in zijn eigen dorp met 300 inwoners.
Welke prijs vraagt de winkelier voor zijn producten? Zet hij de producten voor een kleine prijs te koop en hoopt hij er veel van te verkopen óf kiest hij voor een hoge prijs zodat hij meer winst per product kan maken.
Hoe zorgt de winkeier dat klanten zijn producten kopen? Maakt hij reclame op tv of zorgt hij voor mond-op-mond reclame bij hem in het dorp.
Wat voor soort producten verkoopt de winkelier? kiest de winkelier er voor om producten uit zijn eigen streek te verkopen of verkoopt hij alleen maar A-merken die vooral op tv worden gepromoot. 

Slide 7 - Tekstslide

Van grondstof 
naar eindproduct
Grondstoffen zijn materialen die in een productieproces gebruikt worden om goederen te maken.
 

Veel grondstoffen zijn natuurlijke grondstoffen; ze worden door de natuur voortgebracht.

Voorbeelden van natuurlijke grondstoffen zijn olie, mineralen, hout en andere gewassen.

Slide 8 - Tekstslide

 Van grondstof tot eindproduct 2
Begrippen:
  • Grondstof of het beginproduct (aardappel)
  • Eindproduct (friet)
  • Productie (de weg vanaardappel naar friet)
  • Producent (de fabriek)

Slide 9 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Bedrijfskolom
Bedrijfskolom van brood.

Iedere stap noem je een toegevoegde waarde.
Een serie bedrijven die betrokken is bij de productie van een product

Slide 10 - Tekstslide

Omzet berekenen
afzet x verkoopprijs = omzet

Afzet: aantal verkochte producten
Omzet: verkoopopbrengst

Slide 11 - Tekstslide

Brutowinst
Het verschil tussen verkoopopbrengst (omzet) en inkoopwaarde noem je brutowinst.

( Omzet - Inkoopwaarde )

Slide 12 - Tekstslide

Bedrijfskosten 

Slide 13 - Tekstslide

Winst
Alle kosten die een bedrijf maakt buiten de inkoopkosten noemen we bedrijfskosten.

Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten.

Nettowinst = omzet - inkoopwaarde - bedrijfskosten.

Slide 14 - Tekstslide

Nettowinst berekenen
Omzet ( Aantal verkochte producten x Verkoopprijs) 

Inkoopwaarde ( Aantal verkochte producten x Inkoopprijs ) 

Brutowinst ( Omzet - Inkoopwaarde ) 

Bedrijfskosten (Loonkosten, onderhoudskosten, schoonmaakkosten, energiekosten, etc, ... ) 

Nettowinst ( Brutowinst - Bedrijfskosten )

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Arbeidsverdeling
  • Arbeidsverdeling = iedereen doet zijn of haar eigen werk (taken)
  • Een voorbeeld van arbeidsverdeling op school: 
  • Leraren geven les
  • Conciërges ruimen op

Slide 17 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijd.

Bedrijven willen het liefst een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit.

Waarom is een hogere arbeidsproductiviteit voordelig?

Slide 18 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit

Slide 19 - Tekstslide

Investeren
  • Het kopen van kapitaalgoederen noemen we investeren

  • Een bedrijf die bijvoorbeeld wilt uitbreiden en meer producten wilt produceren moet nieuwe machines erbij kopen dus investeren. 

Slide 20 - Tekstslide

Indexcijfers 
Met indexcijfers kun je gegevens met elkaar vergelijken, waarbij je het basisjaar als uitgangspunt neemt.
Het basisjaar 
Het basisjaar moet niet te lang geleden en een 'vrij normaal' jaar zijn.
 indexcijfer 100. 

Indexcijfers lijken op percentages. Het is ook een verhoudingsgetal.

Slide 21 - Tekstslide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
(gegeven van nieuw jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Indexcijfer 2013 = 2,64 : 2,75 x 100 = 96

Slide 22 - Tekstslide

indexcijfers
  • Laat met een berekening zien dat het indexcijfer van 2018 klopt.
  • Bereken de indexcijfers van 2019 tot en met 2021. 

Slide 23 - Tekstslide

Assortiment
assortiment

Slide 24 - Tekstslide

milieuvriendelijk geteeld
Biologische producten: toevoeging op het assortiment.

Milieuvriendelijk geproduceerd maar ook duurder.
Geteeld met natuurlijke bemesting en zonder chemische bestrijdingsmiddelen

Slide 25 - Tekstslide

Statiegeld
De meeste verpakkingen van producten gaan met het huisvuil mee. Bij het storten of verbranden van dat afval ontstaat vervuiling. Daarom is het opnieuw gebruiken van verpakkingen milieuvriendelijk. Door statiegeld op flessen worden de flessen vaker gebruikt en ontstaat er minder afval.
Recycling
Supermarkten groter dan 200 vierkante meter en tankstations zijn verplicht om statieflessen weer in te nemen.

Slide 26 - Tekstslide