In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Agenda les
- Leerdoelen par 4.1 en 4.2
- Uitleg par 4.1 en 4.2
- Oefenen met opgaven
- Zelf aan de slag
- Ingeplande taak
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen par 4.1
Je kunt motieven noemen om een eigen bedrijf te starten;
Je kunt verschillende ondernemingsvormen beschrijven;
Je kunt uitleggen dat persoonlijke aansprakelijkheid per rechtsvorm verschilt;
Je kent het verschil tussen werknemer en werkgever;
Je kunt voorbeelden geven van (niet-) commerciële organisaties
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Leerdoelen par 4.2
Je kunt uitleggen wat een ondernemingsplan is
Je kunt de belangrijke onderdelen uit het ondernemingsplan beschrijven;
Je weet het verschil tussen een investeringsbegroting, exploitatiebegroting en liquiditeitsbegroting.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Investerings-
begroting
Slide 15 - Tekstslide
Exploitatie
begroting
Slide 16 - Tekstslide
Liquiditeits-
begroting
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Een controller van een horecabedrijf start in januari 2017 met € 2.500 op de bankrekening en met € 1.300 in kas. Tijdens deze maand betaalt hij € 6.100 aan de leveranciers. Aan lonen betaalt hij € 7.100. Aan huur betaalt hij € 2.300. De omzet bedraagt € 14.300. Aan btw moet hij € 1.800 afdragen aan de belastingdienst.
Stel een liquiditeitsbegroting op zoals in tabel 5 (opgave 25 blz 113)
timer
3:00
Slide 19 - Open vraag
Op school starten jullie een minionderneming. Jullie hebben besloten om 3D-pennen te verkopen via een webwinkel. De pennen kosten inkoop € 11,80. Jullie hebben 15 pennen op voorraad nodig. Doosjes om te verzenden kopen jullie voor € 0,65 als jullie er minimaal 100 bestellen. Voor de webwinkel gebruiken jullie een computer van school. Een broer van iemand uit het groepje kan de webwinkel bouwen voor € 200. Een logo maken jullie zelf. Aan reclame geven jullie € 100 uit. (opgave 26 b) Hoeveel liquide middelen (bank/kas) denk je minimaal nodig te hebben?. (tijd 3 minuten zelfstandig)
Slide 20 - Open vraag
Wat zou een bedrijf kunnen doen als ze een tekort op hun liquiditeitsbegroting hebben?
timer
1:00
Slide 21 - Open vraag
Conclusie (1)
De investeringsbegroting is de debetzijde (linkerzijde) van een beginbalans.
De financieringsbegroting is de creditzijde (rechterzijde) van een beginbalans.
Slide 22 - Tekstslide
Conclusie (2)
De liquiditeitsbegroting is de portemonnee van de onderneming. Verschil tussen ontvangsten en uitgaven. Gebruik je om saldo bank/kas te berekenen.
De exploitatiebegroting gaat over opbrengsten en kosten. Daar bereken je de verwachte winst of verlies van een onderneming.
Gebruik je om het eigen vermogen van een onderneming te berekenen.
Slide 23 - Tekstslide
Zelf aan de slag
Lees paragraaf 4.1 en 4.2
Maak opgaven par 4.1 (2, 3, 7, 8, 9, 10, 13 boek) en par 4.2 (boek opg. 16, 17, 19, 21, 22, 23, 24)
Online opgaven maken zie planning online in methode
Leer de begrippen en samenvatting van par 4.1 en 4.2 blz 126/127 boek (staat ook online)
Slide 24 - Tekstslide
Weektaak 14/11-18/11
Les 1: vervallen
Les 2:
lees par 4.1 + maken opgegeven opgaven par 4.1 (boek opg 2,3,7,8,9,10,13) en lees par 4.2 + (boek opg. 16, 17, 19, 21, 22, 23, 24) (zie online taak planning par 4.1 en 4.2)