1.1 Wat zie je in een landschap

1.1 Wat zie je in een landschap?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.1 Wat zie je in een landschap?

Slide 1 - Tekstslide

Wat is landschap?
  • Landschap is het uiterlijk van het gebied.
  • Alles wat je buiten om je heen ziet is deel van het landschap

Slide 2 - Tekstslide

  • Hoe de mens gebruik maakt van dit landschap noem je grondgebruik.
Bijvoorbeeld:
Landbouw, woningen, industrie.

Slide 3 - Tekstslide

Hoog en laag Nederland 

  • NAP 
  • Normaal Amsterdams Peil: het niveau van het zeepeil

  • Deel Nederland  is onder NAP= Laag Nederland 
  • Deel Nederland is boven NAP = Hoog Nederland 




Slide 4 - Tekstslide

Hoogtelijnen
 Mountainbikers zoeken paden uit waar ze veel moeten klimmen en dalen. Als je zo'n fietstocht in je eigen omgeving wilt maken, is het handig de juiste kaart erbij te pakken. Je moet kunnen zien hoe hoog het gebied is en of de paden stijgen of dalen. Wil je een heuvel op fietsen dan moet je kijken naar de nummers op een kaart. Hoogtecijfers geven precies aan hoeveel meter het gebied boven NAP ligt. Ook lijnen geven informatie over de hoogte. Hoogtelijnen verbinden punten met elkaar die op dezelfde hoogte liggen.




Slide 5 - Tekstslide

Het landschap is het uiterlijk van een gebied. Waar de grond voor wordt gebruikt, heet het grondgebruik of bodemgebruik. In het Nederlandse landschap speelt water een grote rol. Dijken en dammen worden gebouwd om mensen tegen het water te beschermen. Laag-Nederland is het gebied dat lager ligt dan 1 meter boven NAP. Hoog-Nederland is het deel van Nederland dat hoger ligt dan 1 meter boven NAP. Op een kaart kun je hoogte herkennen aan hoogtenummers en hoogtelijnen. In 1953 vond de grote watersnoodramp plaats.
Het landschap is het uiterlijk van een gebied. Waar de grond voor wordt gebruikt, heet het grondgebruik of bodemgebruik. In het Nederlandse landschap speelt water een grote rol. Dijken en dammen worden gebouwd om mensen tegen het water te beschermen. Laag-Nederland is het gebied dat lager ligt dan 1 meter boven NAP. Hoog-Nederland is het deel van Nederland dat hoger ligt dan 1 meter boven NAP. Op een kaart kun je hoogte herkennen aan hoogtenummers en hoogtelijnen. In 1953 vond de grote watersnoodramp plaats.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe ontstond de watersnoodramp in 1953?
A
Door een combinatie van hoge vloed en een noordwesterstorm
B
Door hele harde regen
C
Door de mens
D
Door harde storm

Slide 7 - Quizvraag

Dit hoort er niet bij
A
Watersnoodramp
B
1953
C
Zeeland
D
Afsluitdijk

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent NAP?
A
Nationaal Amsterdams Peil
B
Normaal Alkmaars Peil
C
Normaal Amsterdams Peil
D
Normaal Amsterdams Punt

Slide 9 - Quizvraag

Een dorp 50 cm boven NAP hoort bij
A
Hoog-Nederland
B
Laag-Nederland

Slide 10 - Quizvraag

Een NAP-hoogte van 0 meter is gelijk aan het gemiddeld zeeniveau
A
klopt
B
nee, klopt niet
C
Dat kan helemaal niet

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent de groene lijn links op het linkerkaartje?
A
waar de zeespiegel 0 is
B
dat zijn de duinen
C
Dat is beneden NAP
D
dat zijn algen in de zee

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen vorm van grondgebruik?
A
industrie
B
wonen
C
landbouw
D
eten

Slide 13 - Quizvraag

Het westen van Nederland hoort bij
A
Laag-Nederland
B
Hoog-Nederland

Slide 14 - Quizvraag

Zandlandschap ligt in
Hoog-Nederland?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Hoogtecijfers geven hetzelfde aan als hoogtelijnen.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

De omschrijving: "het uiterlijk van een gebied" hoort bij
A
bodemgebruik
B
hoogtelijnen
C
landschap
D
dijk

Slide 17 - Quizvraag

Op welke manier wordt de hoogte op een topografische kaart weergeven?
A
alleen met cijfers
B
met cijfers en kleuren
C
met cijfers en hoogtelijnen
D
alleen met kleuren

Slide 18 - Quizvraag