2V Procenten

H4 - Procenten en diagrammen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H4 - Procenten en diagrammen

Slide 1 - Tekstslide

 Procenten

Slide 2 - Tekstslide

H4 - Procenten en diagrammen


€10 ,- zakgeld per week

Wordt eenmalig
verhoogd met 50%

Wat krijg je?

Slide 3 - Tekstslide

Rekenen met procenten
Als voorkennis bij dit hoofdstuk moet je rekenen met procenten:

Hoeveel is      30% van 250 ?
Hoeveel is      17% van 381 ?

Slide 4 - Tekstslide

Rekenen met procenten
In schooljaar 2021/2022 kreeg 20,2% van alle groep 8'ers een vwo-advies. In dit schooljaar zaten 171.352 leerlingen in groep 8.

Hoeveel leerlingen kregen een vwo-advies?


Slide 5 - Tekstslide

Percentages berekenen
Van de 916 leerlingen op het Laurens Lyceum zitten er 153 in klas 2. 

  • Hoeveel procent van de leerlingen is dit?  Rond af op 1 getal achter de komma.





Slide 6 - Tekstslide

Percentages berekenen
Van de 916 leerlingen op het Laurens Lyceum zitten er 153 in klas 2. 

  • Hoeveel procent van de leerlingen is dit?  Rond af op 1 getal achter de komma. 16,7%

  • Hoeveel procent van de leerlingen in klas 2 zitten in 2Vc ? 
  • Hoeveel procent van de leerlingen op het Laurens zitten in 2Vc ?





Slide 7 - Tekstslide

Percentages berekenen
Van de 916 leerlingen op het Laurens Lyceum zitten er 153 in klas 2. 

  • Hoeveel procent van de leerlingen is dit?  Rond af op 1 getal achter de komma. 16,7%

  • Hoeveel procent van de leerlingen in klas 2 zitten in 2Vc ? 11,8%
  • Hoeveel procent van de leerlingen op het Laurens zitten in 2Vc ? 2,0%





Slide 8 - Tekstslide

§4.1A Rekenen met procentuele toename 
"De Samsung Galaxy Watch 5 kost €350,-. Door de inflatie wordt de prijs van deze smartwatch verhoogd met 5%.

Wat wordt de nieuwe prijs?
  1. Bereken de nieuwe prijs als percentage.
  2. Zet dit om naar een factor (delen door 100)
  3. Deze factor vermenigvuldig je met het bedrag.


Slide 9 - Tekstslide

§4.1A Rekenen met procentuele toename 
"De Samsung Galaxy Watch 5 kost €350,-. Door de inflatie wordt de prijs van deze smartwatch verhoogd met 5%.

Wat wordt de nieuwe prijs?
  1. Bereken de nieuwe prijs als percentage. 105%
  2. Zet dit om naar een factor (delen door 100) 1,05
  3. Deze factor vermenigvuldig je met het bedrag. 
    1,05 x 350 = 


Slide 10 - Tekstslide

§4.1A Rekenen met procentuele toename 
"De gemiddelde huizenprijs was van december 2022 naar december 2023 gestegen met 1,6%. De gemiddelde huizenprijs was €415.700,- in december 2022."

Wat was de gemiddelde huizenprijs in december 2023?
Rond af op hele euro's.







Slide 11 - Tekstslide

§4.1A Rekenen met procentuele toename 
"De gemiddelde huizenprijs was van december 2022 naar december 2023 gestegen met 1,6%. De gemiddelde huizenprijs was €415.700,- in december 2022."

Wat was de gemiddelde huizenprijs in december 2023?
Rond af op hele euro's.
1,6% toename dus nieuwe prijs is 101,6%
factor = 1,016
415 700 × 1,016 = €422.351,-








Slide 12 - Tekstslide

§4.1B Rekenen met procentuele afname 
"Een doos autodrop kost normaal €2,81.
Maar er is nu een aanbieding: je krijgt 30% korting op de prijs".
Wat wordt de nieuwe prijs?


  1. Bereken de nieuwe prijs als percentage.
  2. Zet dit om naar een factor (delen door 100)
  3. Deze factor vermenigvuldig je met het bedrag.


Slide 13 - Tekstslide

§4.1B Rekenen met procentuele afname 
"Een doos autodrop kost normaal €2,81.
Maar er is nu een aanbieding: je krijgt 30% korting op de prijs".
Wat wordt de nieuwe prijs?


  1. Bereken de nieuwe prijs als percentage. 100-30 = 70%
  2. Zet dit om naar een factor (delen door 100) 70:100= 0,70  
  3. Deze factor vermenigvuldig je met het bedrag.
    0,70x2,81=



Slide 14 - Tekstslide

§4.1B Rekenen met procentuele afname 
Voorbeeld:
Vorig jaar zaten er 171 leerlingen in klas 3
Van deze leerlingen is:    6,4% blijven zitten
                                             2,9% naar een andere school gegaan.
 

a. Bereken het aantal leerlingen dat naar een andere school is gegaan.
b. Bereken het aantal leerlingen dat overging naar klas 4. 

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag met:

Slide 16 - Tekstslide