oefenen met persoonsvorm, werkwoorden, ott en ovt

Oefenen! 

 Doel: we oefenen met de persoonsvorm, werkwoorden, tegenwoordige en verleden tijd
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenen! 

 Doel: we oefenen met de persoonsvorm, werkwoorden, tegenwoordige en verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tegenwoordige tijd is NU.
Welke zin is in de tegenwoordige tijd?
A
De kinderen spelen in de tuin.
B
De kinderen speelden in de tuin.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de tegenwoordige tijd?
A
Ik loop.
B
Ik liep.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tegenwoordige tijd
verleden tijd
ik zie
hij kijkt
hij keek
Ik sliep
ik zag
wij gooien
ik gooi
Wij zwommen

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden' alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
loop
zijn
hond
tafel
bloempje
glas
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moet
wil
geeft

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen kan schommelen

Wat is de persoonsvorm?
A
Iedereen
B
kan
C
Schommelen

Slide 6 - Quizvraag

Antwoord B: vinden.
De persoonsvorm is altijd ...
A
een persoon
B
een dier of ding
C
een werkwoord
D
weet ik veel??

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is bijna vakantie

Wat is de persoonsvorm?
A
vakantie
B
is
C
bijna
D
het

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zit aan tafel.

Wat is de persoonsvorm?
A
Ik
B
tafel
C
aan
D
zit

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
De zin in een andere tijd zetten
B
de zin vragend maken
C
A en B zijn allebei goed

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er staat een meisje in de klas.

Wat is de persoonsvorm?
A
er
B
staat
C
een
D
meisje

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de zin in de verleden tijd:
Hij ziet zijn zus

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de zin in de verleden tijd:
Zij kookt de rijst

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de zin in de tegenwoordige tijd:
Hij zwom in de zee

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de zin in de tegenwoordige tijd:
Hij sliep de hele dag

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel:

 We oefenen met de persoonsvorm, werkwoorden, tegenwoordige en verleden tijd
Gelukt?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap de tegenwoordige tijd
Ja
Nee
Een klein beetje

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap de verleden tijd
Ja
Nee
Een klein beetje

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat werkwoorden zijn
Ja
Nee
Een klein beetje

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat de persoonsvorm is
Ja
Nee
Een klein beetje

Slide 20 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet/ wil je nog extra mee oefenen?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies