week 35 - introductie

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Yo soy doña Pascale

¿Qué queréis saber de mí?

Haz preguntas en español.

¿Y vosotros, quiénes sois?

¿Quiénes sois? 

¿Cómo os llamáis?

¿Cómo vamos a trabajar este año?

• planner
• leerdoelen 
• reflectieboekje
• groepjes, tweetallen, individueel
• veel Spaans praten
• Quizlet en LessonUp 
• Reader grammatica

Evaluaties

• Geen cijfers
  
• ERK streefniveaus (Europees Referentiekader) Aan het einde van het schooljaar moet je op niveau A1. zitten. 
• Vaardigheden! (lezen, luisteren, schrijven, spreken)
• Woordjes  en grammatica worden geëvalueerd d.m.v. de vaardigheden.

Vermelding op je rapport

Per vaardigheid wordt er vermeld hoe het ervoor staat. 

IO                               = In Ontwikkeling

NIV                            = op NIVeau

U                                = Uitstekend

Aan het einde van het schooljaar komt er te staan: 

A1 - je hebt niet het gewenste niveau

A1    je hebt het gewenste niveau

A1+ je bent al op weg naar A2.1

Wat heb je elke les bij je?

• I-pad/boeken
• Schrif
• Snelhechter met planner en reader

Belangrijk!

• De planner is je leidraad. Je kunt van te voren zien wat er per week van je verwacht wordt. 
• Oefen zelf de woordjes in Quizlet.
• Maak je huiswerk.
• Wat er tijdens de les verteld wordt is óók belangrijk!!! Maak aantekeningen. Zorg dus dat je een schrift hebt. 
• Werk netjes. 

WON onderzoek

• Spaanse, Nederlandse en Duitse eetcultuur
  
• 4 weken 
• Vandaag kick-off met Topchef Jermain de Rozario

13.30 uur Collegezaal

la casa

1. grande
2. granda
3. grandes
4. grandas

el libro

1. bonita
2. bonitos
3. bonito
4. bonitas

la mochila

1. rojo
2. roja
3. rojos
4. rojas

las chicas

1. simpáticos
2. simpática
3. simpático
4. simpáticas

wat waren de uitgangen van de -ar werkwoorden?

wat waren de uitgangen van de -er werkwoorden?

Wat waren de uitgangen van de -ir werkwoorden?

Verbos -ar

1. (Yo) ___________________(charlar) en el recreo con Paco.

2. (Vosotros) __________________(hablar) español.

3. Carmen y Paula ________________(trabajar) en el hotel.

4. (Tú) _________________________(chatear) por internet.

5. Pepe _________________________(estudiar) francés.

6. ¿Usted __________________________(bailar) flamenco?

7. ¿José y tú __________________________ (cantar)?

Verbos -er

1. Esta noche mis padres y yo _____________________(comer) paella.

2. Los niños ________________________(beber) agua.

3. ¿Tú _________________________(aprender) español?

4. Yo _____________________(leer) el libro de Harry Potter.

5. ¿Y vosotros, qué ____________________(leer)?

6. Javi _________________________(vender) su bicicleta.

Verbos -ir

1. ¿Dónde _____________________(vivir) vosotros?

2. Nosotros ______________________(vivir) en Valencia.

3. Yo _________________________(escribir) una carta a mi abuelo.

4. ¿________________________(abrir, tú) la ventana por favor?

5. Pepe ______________________(discutir) con Merche.

6. Los estudiantes _____________________(escribir) en el cuaderno.

¿Os acordáis?

• begroeten
• vragen en zeggen hoe je heet
• vragen en zeggen waar je vandaan komt
  
• vragen en zeggen hoe oud je bent
  
• iets over je familie vertellen
  
• je woonplaats/buurt/huis beschrijven
• vertellen wat je doet
• je mening geven over iets
• een persoon beschrijven
• een dag beschrijven
• zeggen wat je leuk/niet leuk vindt