les 2: Wat is lucht?

Eerst even terugblikken.
Maak de volgende twee vragen om te kijken wat je nog weet van de vorige lessen. Als je deze vragen lastig vind, kan je de samenvatting van de vorige les bekijken. 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Eerst even terugblikken.
Maak de volgende twee vragen om te kijken wat je nog weet van de vorige lessen. Als je deze vragen lastig vind, kan je de samenvatting van de vorige les bekijken. 

Slide 1 - Tekstslide

Welke van deze onderdelen is GEEN verbrandingsproduct?
A
warmte
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
licht

Slide 2 - Quizvraag

Vul de verbranding in:
..............+...............-> ..............+...............+................

Slide 3 - Open vraag

Hoe vond je deze twee vragen?
A
Ik vond het makkelijk
B
Ik vond er eentje makkelijker dan de ander
C
Ik vond het moeilijk

Slide 4 - Quizvraag

Hoofdstuk 2: Wat is lucht?
Vorig les hebben jullie geleerd wat verbranding en hoe dit in zijn werking gaat bij organismen. Deze les is een vervolg hierop. Deze les gaan we inzoomen op de samenstelling van lucht, wanneer dit verandert en hoe de gaswisseling in het menselijk lichaam werkt. 

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht
Noteer op de volgende slide de begrippen die je net hebt gehoord in het filmpje. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Lucht

Slide 8 - Woordweb

Wat is lucht?
Lucht bestaat uit verschillende gassen. De gassen in de lucht kan je niet zien. Lucht bestaat voornamelijk uit stikstof en zuurstof. Verder bestaat lucht ook uit een aantal edelgassen en een klein beetje koolstofdioxide. Ook zit er in de lucht waterdamp, maar de hoeveelheid water verschilt.

Slide 9 - Tekstslide

Inademen
Je ademt gewone lucht in. De samenstelling van de lucht die je inademt is anders dan de lucht die je weer uitademt. De lucht die je inademt, bevat veel zuurstof. In je longen wordt de zuurstof uit de ingeademde lucht gehaald. De lucht die je uitademt bevat dus minder zuurstof.

Slide 10 - Tekstslide

Uitademen
De lucht die je inademt, bevat erg weinig koolstofdioxide. Dit gas ontstaat bij verbranding. Net als water. Ook dit is een verbrandigsproduct. Je longen geven de koolstofdioxide weer af aan de lucht. Deze lucht adem je ook weer uit. Lucht die je uitademt, is lichtelijk verwarmd in het lichaam. 

Slide 11 - Tekstslide

Indicator
Je kunt koolstofioxide niet ruiken en niet zien. Als je dit gas wilt aantonen kun je gebruik maken van een indicator.
Een indicator is een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen.

Helder kalkwater is een indicator voor koolstofdioxide. Kalkwater is water met opgelost kalk. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoe gaat de verbranding? (wat is nodig, wat ontstaat er)

Slide 13 - Open vraag

Wat er gebeurt er als je tegen een ruit uitademt?

Slide 14 - Open vraag

Welke lucht bevat meer zuurstof?
A
Ingeademde lucht
B
Uitgeademde lucht

Slide 15 - Quizvraag

Als je erg koude handen hebt, houd je je handen vlak voor je mond. Je ademt dan uit over je handen.

Welke lucht is warmer?
A
Ingeademde lucht
B
Uitgeademde lucht

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een indicator?

Slide 17 - Open vraag

Ademhalen
In je longen wordt zuurstof uit de lucht opgenomen in het bloed en koolstofdioxide uit het bloed afgegeven uit de lucht. De lucht in je longen moet dan ook constant worden ververst. Dat gebeurt terwijl je ademhaalt.

Slide 18 - Tekstslide

Bekijk het filmpje op de volgende slide en maak erna de vragen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Leg uit:
Worden je longen groter, of kleiner bij het inademen

Slide 21 - Open vraag

Samenvatting
In de lucht zit zuurstof, koolstofdioxide en nog een aantal andere gassen. De lucht die je inademt bevat meer zuurstof dan de lucht de uitademt. De lucht die uitademt bevat daarintegen meer koolstofdioxide. Ademhalen doe je met je longen. Door onder andere van het aanspannen van je middenrif is het mogelijk voor je longen om te ademhalen. 

Slide 22 - Tekstslide

Maak een woordweb over
de nieuwe woorden die je deze les hebt
geleerd

Slide 23 - Woordweb

Eindtoets
Op de volgende slides staan een aantal vragen. Deze vragen gaan over de afgelopen twee lessen die je gemaakt hebt. 

Succes!

Slide 24 - Tekstslide

Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen.

Door het rennen gaat de hartslag van het meisje omlaag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen.

Door het rennen verbruikt het meisje meer glucose.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer je een stof wil aantonen met een andere stof, gebruik je een indicator.

Een indicator voor stikstof is helder kalkwater
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Welk verband bestaat er tussen uitademen en de beweging van het middenrif bij een mens?
A
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omlaag.
B
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omhoog.
C
Het middenrif gaat omlaag; daardoor stroomt lucht naar buiten.
D
Het middenrif gaat omhoog; daardoor stroomt lucht naar buiten.

Slide 28 - Quizvraag

Sam en Anne bereiden samen een spreekbeurt voor over de verbranding van een kaars en in een mens. Zij bedenken samen een aantal overeenkomsten en verschillen die ze willen behandelen in hun spreekbeurt. Sam zegt: ‘Bij een kaars komt koolstofdioxide vrij en bij een mens ook.’ Anne zegt: ‘Bij een kaars kan de verbranding stoppen, bijvoorbeeld wanneer hij uitgeblazen wordt. Bij de mens gaat de verbranding ook door als hij slaapt.’

Wie heeft/hebben gelijk?
A
Sam
B
Anne
C
Geen van beide
D
Beiden hebben gelijk

Slide 29 - Quizvraag

Een kaars wordt in een potje gezet. In dit potje wordt een laagje kalkwater gegoten. De kaars wordt aangestoken en meteen daarna wordt een deksel op het potje gedaan. De kaars gaat uit en het kalkwater wordt troebel.

Hoe komt het dat de kaars uitgaat?

Slide 30 - Open vraag

Koolstofdioxide in de lucht is?
A
Gas
B
Vloeibaar
C
Vast

Slide 31 - Quizvraag

Wanneer je aan het sporten bent in een sportschool, krijg je het warm. Hoe komt dit?

Slide 32 - Open vraag

Bevat de lucht die je uitgeademd meer of minderkoolstofdioxide dan de ingeademde lucht? Leg je antwoord uit.

Slide 33 - Open vraag

Noteer de formule voor verbranding in het menselijk lichaam

Slide 34 - Open vraag

Volgende les:
De volgende les zal gaan over het ademhalingsstelsel. Je gaat leren over de verschillende organen en hun functies. 
Succes!

Slide 35 - Tekstslide


Extra uitdaging
Longmodel maken
Benodigheden:
- Een lege plastic fles                   - een ballon
- Een rietje                                         - een stuk rubber
- Plakband                                         - een schaar

Stappenplan:
- Knip de plastic door het midden (maak een dwarsdoorsnede)
- Maak een gaatje in de dop waar het rietje doorheen past. En draai deze op de fles.
- Plak de ballon aan het uiteinde van het rietje vast met plakband. Zorg dat er geen lucht kan ontsnappen.
- Stop het andere uiteinde van het rietje door gaatje. Zorg dat de ballon aan de binnenkant van de plastic fles zit. 
- Dek de open onderkant van de fles af met het rubber. Zorg ervoor dat er geen lucht in en uit kan komen.

Je hebt nu zelf een longmodel gemaakt! Veel plezier!

Slide 36 - Tekstslide