2.3 Het stroomgebied van de Rijn

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je:
  • op welke manier een rivier bijdraagt aan de afbraak en de opbouw van het landschap
  • wat de kenmerken zijn van de Rijn in de Boven-Rijnse Laagvlakte
  • wat er bijzonder is aan de Midden-Rijn
  • waarom en hoe een rivier meandert
  • waardoor een delta ontstaat

Slide 2 - Tekstslide

Lengteprofiel
Lengteprofiel rivier bestaat uit:
  1. Bovenloop: Alpen + Hoog-Rijn
  2. Middenloop: Boven-Rijnse laagvlakte 
  3. Benedenloop: Neder-Rijn




Slide 3 - Tekstslide

De Boven-Rijnse Laagvlakte
Bij Basel: Boven-Rijnse Laagvlakte binnen = middenloop

Boven-Rijnse Laagvlakte:
- Ontstaan toen een deel van de aardkorst naar beneden zakte = slenk (de laagvlakte)

 - aan beide kanten liggen hoger gelegen gebieden = horsten (Zwarte Woud en Vogezen)

Slide 4 - Tekstslide

De Boven-Rijnse Laagvlakte
De Rijn stroomt hier langzaam:
 - minder uitsnijding (minder diep door minder erosie)
 - bredere rivier met ruime bochten = meanders

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Hoe ontstaan meanders?
1. In de buitenbocht erosie door snelstromend water -> bocht groter = breedte-erosie


2. In de binnenbocht lagere snelheid water ->
sedimentatie van klei, zand en grind = groei oever

Slide 7 - Tekstslide

De Boven-Rijnse Laagvlakte
In het dal van de Boven-Rijnse Laagvlakte bezinken sedimenten (grind, zand, klei) door de lage stroomsnelheid

-> vooral bij overstromingen 

Slide 8 - Tekstslide

Vorming hoefijzermeer door erosie en sedimentatie
Meanderende rivier snijdt buitenbocht af - zoekt de kortste weg 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Meander in Rijn (Boppart, Duitsland)

Slide 11 - Tekstslide

De Midden-Rijn
Tussen Bingen en Bonn moet de Rijn door gebergten

  1. Rivier zoekt de zwakke plekken in het gesteente
  2. Rijn hier: veel afbuigingen, smaller, dieper
  3. Was belangrijke handelsroute -> veel Middeleeuwse kastelen 
  4. Veel toerisme en Werelderfgoed.


Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je:
  • op welke manier een rivier bijdraagt aan de afbraak en de opbouw van het landschap
  • wat de kenmerken zijn van de Rijn in de Boven-Rijnse Laagvlakte
  • wat er bijzonder is aan de Midden-Rijn
  • waarom en hoe een rivier meandert
  • waardoor een delta ontstaat

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag:
Wat?
§2.3 Opdrachten: 1 t/m 5
        
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 14 - Tekstslide

Herhalingsvragen
Pak je schrift en schrijf de antwoorden op:

1. Schrijf de drie onderdelen van een rivier (het lengteprofiel) op.
2. Waar stroomt een rivier sneller: binnenbocht of de buitenbocht?
3. Waar vindt erosie plaats: binnenbocht of de buitenbocht?
4. Waar vindt sedimentatie plaats: binnenbocht of de buitenbocht?
5. Wat zijn horsten en slenken?
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je:
  • op welke manier een rivier bijdraagt aan de afbraak en de opbouw van het landschap
  • wat de kenmerken zijn van de Rijn in de Boven-Rijnse Laagvlakte
  • wat er bijzonder is aan de Midden-Rijn
  • waarom en hoe een rivier meandert
  • waardoor een delta ontstaat

Slide 16 - Tekstslide

De benedenloop
Na Bonn: benedenloop = geen (grote) hoogteverschillen meer
- langzame stroming, breed, veel meanders
- splitsingen in Nederland: hoe verder naar het westen, hoe meer splitsingen.


Slide 17 - Tekstslide

De benedenloop
Dicht bij de monding (waar rivier in zee komt):

  • erg klein verhang = hoogteverschil per km
    -> lage stroomsnelheid
  • Veel sedimentatie ->  rivierbeddingen verstopt
  • Nieuwe uitgangen naar zee -> veel rivierarmen -> delta

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video




A Delta
1 door opgehoopte sediment raakt de monding verstopt
2 de rivier zoekt steeds nieuwe uitgangen naar zee
3 stelsel van vertakte rivierlopen



B Estuarium (trechtermond)
1 door sterke eb- en vloedstromen schuurt de riviermonding uit
2 sedimentatie vindt door de sterke stromingen niet plaats
3 de riviermonding is breed en krijgt de vorm van een trechter
 



Twee manieren waarop een rivier in zee uitmondt:

Slide 20 - Tekstslide

Delta

Slide 21 - Tekstslide

De benedenloop
Delta’s (zoals Nederland) zijn:
- vlak
- vruchtbaar
- dichtbevolkt
- ook: grote kans op overstromingen

Slide 22 - Tekstslide

Estuarium 

Slide 23 - Tekstslide

B96: Debiet en regiem
Debiet = hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt - in m3 per seconde


Regiem = schommelingen in de waterafvoer

-> Vaak minder water in de zomer door verdamping

Slide 24 - Tekstslide

B96: Debiet en regiem
Basel:
  • Weinig schommeling -> klein regiem.
  • Dicht bij bron -> veel gletsjerwater -> regelmatig
Lobith:
  • Grote schommeling -> groot regiem
  • Dicht bij monding -> veel regenwater -> onregelmatig

Slide 25 - Tekstslide

Overstromingen
  • Vertragingstijd = de tijd tussen neerslag en stijging waterpeil stroomafwaarts.
    -> Korter in de winter door minder vegetatie

  • Door verstening in het stroomgebied van de Rijn kan er minder water de bodem in zakken = infiltratie
    Minder infiltratie: meer en steeds sneller overtollig water in de Rijn.
  • Door verstening korter geworden -> toegenomen kans op overstromingen.

Slide 26 - Tekstslide

B95 Verval en verhang

Verval = hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier.
VB: hoogteverschil van de Rijn: Spijk en Hoek van Holland = 12 m
Verhang = het verval per km.
VB:
  1. Lengte van de Rijn tussen Spijk en Hoek van Holland = 150 km.
  2. Hoogteverschil (verval) = 12 m
  3. Verhang = 12 m / 150 km = 0,08 m per km

Slide 27 - Tekstslide

Een rivier gaat normaal gesproken in de ..... meanderen
A
Bovenloop
B
Benedenloop
C
Middenloop

Slide 28 - Quizvraag

Het hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier noem je
A
Verval
B
Verhang

Slide 29 - Quizvraag

De hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt (m3/s) noem je het
A
debiet
B
regiem

Slide 30 - Quizvraag

Delta
Estuarium
Horst
Slenk
Erosie
Sedimentatie
Meanderen

Slide 31 - Sleepvraag

  1. Bij een breuk kan een stuk aardkorst naar beneden zakken. De hoog gelegen delen noem je horsten. Het laag gelegen deel een slenk.  
  2. Een rivier loop door het laagste punt -> de Rijn loopt door de slenk.
  3. Een rivier gaat meanderen bij een lage stroomsnelheid. 
  4. In de binnenbocht stroomt de rivier langzaam = sedimentatie. In de buitenbocht snel = erosie.
  5. Een rivier mondt uit in zee op een van de twee manieren: delta of estuarium.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Aan de slag:
Wat?
§2.3 Opdrachten: 6 t/m 9
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 34 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je:
  • op welke manier een rivier bijdraagt aan de afbraak en de opbouw van het landschap
  • wat de kenmerken zijn van de Rijn in de Boven-Rijnse Laagvlakte
  • wat er bijzonder is aan de Midden-Rijn
  • waarom en hoe een rivier meandert
  • waardoor een delta ontstaat

Slide 35 - Tekstslide

Begrippenlijst
  • Lengteprofiel
  • Bovenloop
  • Middenloop
  • Benedenloop
  • Slenk
  • Horst
  • Meander
  • Breedte-erosie
  • Sedimenten
  • Hoefijzermeer
  • Monding

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Verval=
hoogteverschil=
2500-2000= 500 m

Slide 38 - Tekstslide