Unit 1 lesson 4

Unit 1 lesson 4
England
1 KGT
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Unit 1 lesson 4
England
1 KGT

Slide 1 - Tekstslide

Today
  • SO Unit 1 

Slide 2 - Tekstslide

SO Unit 1
  • Zet je naam, klas (en een D voor dyslexie) op je blad.
  • 15 min.
  • vul altijd iets in.
  • Schrijf met pen.
  • Klaar? In stilte iets voor jezelf (geen computer, geen Engels)

Slide 3 - Tekstslide

Today
  • Grammar Unit 1 lesson 4: 'zijn' - to be (+ zinnen en - zinnen)
  • Pick an option:
Option 1: work on Unit 1 lesson 4
Option 2: extra grammar explanation
  • recap 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is IK BEN in het Engels?
A
I am
B
we are
C
you are
D
he is

Slide 5 - Quizvraag

Wat is HIJ IS in het Engels
A
I am
B
we are
C
you are
D
he is

Slide 6 - Quizvraag

Wat is WIJ ZIJN in het Engels?
A
I am
B
we are
C
you are
D
he is

Slide 7 - Quizvraag

Wat is JULLIE ZIJN in het Engels?
A
I am
B
we are
C
you are
D
he is

Slide 8 - Quizvraag

Werkwoord 'zijn' to be +
Ik ben-----I  am                        wij zijn-------we are
jij bent----you are                   jullie zijn-----you are
hij is------he is                         zij zijn--------they are
zij is------she is                        
het is-----it is
(1 persoon)                                 (2 of meer personen)
(enkelvoud)                               (meervoud)

Slide 9 - Tekstslide

Maak een zin met het werkwoord
to be (am/are/is)

Slide 10 - Open vraag

Wat is HIJ IS NIET in het Engels?
A
I am not
B
you are not
C
he is not
D
they are not

Slide 11 - Quizvraag

Wat is JIJ BENT NIET in het Engels?
A
I am not
B
you are not
C
he is not
D
they are not

Slide 12 - Quizvraag

Wat is ZIJ ZIJN NIET in het Engels?
A
I am not
B
you are not
C
he is not
D
they are not

Slide 13 - Quizvraag

Wat is IK BEN NIET in het Engels?
A
I am not
B
you are not
C
he is not
D
they are not

Slide 14 - Quizvraag

Werkwoord 'zijn' to be -
Ik ben-----I  am not                  wij zijn-------we are not
jij bent----you are not             jullie zijn-----you are not
hij is------he is not                   zij zijn--------they are not
zij is------she is not                       
het is-----it is not
(1 persoon)                                   (2 of meer personen)
(enkelvoud)                                 (meervoud)

Slide 15 - Tekstslide

Maak eens een zin met het werkwoord to be (am not / are not / is not)

Slide 16 - Open vraag

pick an option
Option 1: work on Unit 1 lesson 4
ex. 1/2/3/4/5/6/7/8/9/10
Finish the exercises this week.

Option 2: extra grammar explanation

Slide 17 - Tekstslide

Recap:
persoonlijke voornaamwoorden
bezittelijke voornaamwoorden

Slide 18 - Woordweb

Today 
  • Reading: The Giraffe and the Pelly and Me, chapter 4
  • Recap grammar unit 1 lesson 4
  • Work on Unit 1 lesson 4
  • Recap Unit 1 lesson 2
  • Recap

Slide 19 - Tekstslide

The Giraffe and the Pelly and Me, chapter 4

Slide 20 - Tekstslide

Vertaal de volgende zin:
IK BEN een meisje.

Slide 21 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
JULLIE ZIJ NIET klaar.

Slide 22 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
HIJ IS NIET groot.

Slide 23 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
HET IS NIET waar.

Slide 24 - Open vraag

Werkwoord 'zijn' to be +
Ik ben-----I  am                         wij zijn-------we are
jij bent----you are                    jullie zijn-----you are
hij is------he is                          zij zijn--------they are
zij is------she is                        
het is-----it is
(1 persoon)                                  (2 of meer personen)
(enkelvoud)                                (meervoud)

Slide 25 - Tekstslide

Werkwoord 'zijn' to be -
Ik ben-----I  am not                   wij zijn-------we are not
jij bent----you are not              jullie zijn-----you are not
hij is------he is not                    zij zijn--------they are not
zij is------she is not                       
het is-----it is not
(1 persoon)                                    (2 of meer personen)
(enkelvoud)                                  (meervoud)

Slide 26 - Tekstslide

Work on Unit 1 lesson 4
Ex. 1/2/3/4/5/6/7/8/9/10
This needs to be finished before the next class (next week).

Slide 27 - Tekstslide

Recap:
persoonlijke voornaamwoorden
bezittelijke voornaamwoorden

Slide 28 - Woordweb

Recap:
What have you learned this week?

Slide 29 - Woordweb