Klas 3 Architectuur wat is het?

ARCHITECTUUR
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

ARCHITECTUUR

Slide 1 - Tekstslide

waar denk jij aan bij
architectuur?

Slide 2 - Woordweb

Wat vind jij een mooi of bijzonder gebouw?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat is Architectuur?
Architectuur is de kunst van het ontwerpen van de gebouwde omgeving. Dit kunnen gebouwen zijn, maar ook interieurs, landschappen, meubels en steden. 
Belangrijk om te onthouden is dat architectuur een toegepaste kunstvorm is: het heeft niet alleen een esthetische waarde maar ook een functionele. Architectuur moet dus niet alleen mooi zijn, maar ook bruikbaar en stevig.





Slide 5 - Tekstslide

6 Kenmerken:

  • functie
  • vorm
  • omgeving
  • materiaal
  • constructie 
  • visie

Slide 6 - Tekstslide

Functie

Slide 7 - Tekstslide

Functie
Al sinds de eerste vormen van architectuur kon je aan de vorm van een gebouw meteen de functie herkennen. Een kerk had een klokkentoren en een gerechtsgebouw een statige, klassieke entree met zuilen. Tegenwoordig ontwerpen nog maar weinig architecten traditionele, herkenbare gebouwen. Je kunt niet meer zo makkelijk aan de buitenkant zien of een gebouw bedoeld is om in te wonen of te werken. Toch hebben gebouwen vaak een bepaalde uitstraling die past bij hun functie. 





Slide 8 - Tekstslide

Vorm

Slide 9 - Tekstslide

Vorm
Klassieke gebouwen hebben vaak symmetrische vormen, een statige gevel, een centrale entree en ornamenten (versieringen) die de status verhogen.
De eenvoudige doosvorm is kenmerkend voor het modernisme en bepaalt veel van de architectuur tussen 1930 en 1980. 
Organische vormen zijn niet geometrische vormen, waarbij de architect ideeën opdoet uit de natuur, ooit geïntroduceerd door de Spaanse architect Gaudi. 





Slide 10 - Tekstslide

Omgeving

Slide 11 - Tekstslide

Omgeving
Soms sluit nieuwe architectuur aan op de bestaande omgeving. Een nieuw gebouw gaat dan als het ware op in het ritme van de omringende gebouwen. Bijvoorbeeld doordat de hoogte, vorm, materialen en kleuren hetzelfde zijn. Maar een architect kan ook bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt. 








Slide 12 - Tekstslide

Materiaal

Slide 13 - Tekstslide

Welke bouwmaterialen
ken jij?

Slide 14 - Woordweb

Materiaal
De gebruikte materialen dragen in belangrijke mate bij aan de uitstraling van een gebouw. Voor bankgebouwen worden luxe materialen gebruikt, zoals marmer. Metselwerk met bakstenen is typisch Hollands en geeft de gebouwen een vertrouwd uiterlijk. In de 19e eeuw geven gewapend beton, staal en glas architecten ongekende nieuwe mogelijkheden. Hierdoor kunnen grotere en lichtere constructies worden ontworpen. 





Slide 15 - Tekstslide

Constructie

Slide 16 - Tekstslide

Constructie
Letterlijk betekent constructie het samenvoegen van verschillende delen. In de architectuur zorgt de draagconstructie ervoor dat een gebouw overeind blijft staan. De muren, vloeren en fundering dragen samen het gewicht. In moderne architectuur is meestal sprake van skeletbouw. Een skelet van stalen of betonnen kolommen draagt het gewicht en houdt het gebouw overeind. Een architect kan ervoor kiezen om het skelet ‘eerlijk’ zichtbaar te maken of te verbergen, bijvoorbeeld achter plaatwerk. 

Slide 17 - Tekstslide

Visie

Slide 18 - Tekstslide

Visie
Architecten bouwen vanuit een visie. Zij hebben ideeën over hoe gebouwen eruit moeten zien en moeten functioneren om er prettig in te wonen, te werken of samen te leven. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat moet jouw ideale huis echt hebben?

Slide 20 - Open vraag

Wat wil jij leren over architectuur en wonen?

Slide 21 - Open vraag

opdracht
Maak nu samen het spel 
'ik heb, wie heeft'

Slide 22 - Tekstslide