§ 3 Meervouden

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je meervouden spelt 

Slide 2 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD



Woorden voor mensen
bakker - tandarts - boer - leerling - jongen - meisje
Woorden voor dieren
hond - paard - lieveheersbeestje - panda - marmot
Woorden voor planten
tulp - roos - eik - dennenboom - tulp - boterbloem
Woorden voor dingen
iPad - telefoon - kast - etui - kleed - broek - stoel
me-di-pla-di
Woorden voor namen
Kees - Sofie - Praxis - Albert Heijn - Coca Cola - Haribo - Apple - Jansen
Woorden voor gevoel
liefde - haat - angst - geluk - pijn - dorst - boosheid

Slide 3 - Tekstslide

Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op en:
– beest → beesten; vereniging → verenigingen
Daarnaast zijn er zelfstandige naamwoorden met een meervoud op s of ’s:
– dame → dames; buggy → buggy’s

Slide 4 - Tekstslide

Zo maak je een meervoud op en

Zet en achter het enkelvoud: vriend → vrienden; trui → truien
Soms moet je ook: de laatste letter verdubbelen: mug → muggen; prik → prikken
een a, e, o of u weglaten: snaar → snaren; been → benen
een f veranderen in een v: verblijf → verblijven
een s veranderen in een z: luis → luizen








Slide 5 - Tekstslide

Zo maak je een meervoud op s en ’s
Je schrijft een s achter het enkelvoud:
– borstel → borstels; comité → comités; revolutie → revoluties
Je schrijft ’s (apostrof + s) achter het enkelvoud:
bij woorden op a, i, o, u of y: mama → mama’s; ski → ski’s; auto → auto’s; paraplu → paraplu’s; rally → rally’s
bij afkortingen: wc’s, havo’s, NK’s

Slide 6 - Tekstslide

Let op: bij woorden die eindigen op twee of drie klinkers die samen één klank vormen, schrijf je in het meervoud de s aan het woord vast:
– cadeau → cadeaus; cowboy → cowboys.


Maar: hernia’s en cabrio’s, want hier vormen de klinkers niet samen één klank: her-ni-a, ca-bri-o.

Slide 7 - Tekstslide

Zo maak je het meervoud van woorden op ee en ie
Als het enkelvoud eindigt op ee, maak je het meervoud met s of met ën:
– chimpansee → chimpansees; zee → zeeën




Als het enkelvoud eindigt op ie, maak je het meervoud met ën of met n

Slide 8 - Tekstslide

 Dit is afhankelijk van de klemtoon:
– als de klemtoon op ie valt, dan voeg je ën toe: melodie → melodieën

– als de klemtoon op een andere lettergreep valt, dan krijgt de laatste e een trema en voeg je alleen n toe: porie → poriën

Slide 9 - Tekstslide

De meeste woorden hebben wel een klemtoon op de ie: melodieën, knieën.


Er zijn maar enkele woorden die geen klemtoon op de ie hebben. Er komt alleen maar een n achter de ie

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Video

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
kip
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 17 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon?
genie
A
ge
B
nie

Slide 18 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon?
melodie
A
me
B
lo
C
die

Slide 19 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon?
ceremonie
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
knie ?
A
kniën
B
knieën
C
knies
D
knieeën

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
kolonie ?
A
koloniën
B
kolonies
C
kolonels
D
koloniën

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het meervoud van

epidemie ?
A
epidemieën
B
epidemies
C
epidemiën
D
epidemieeen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het meervoud van tralie ?
A
tralieën
B
tralalaas
C
traliën
D
tralies

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het meervoud van idee -
A
ideeën
B
ideetje
C
idees
D
ideën

Slide 25 - Quizvraag

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 26 - Tekstslide

H1E- 2022-2023

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 29 - Tekstslide

Gebruik voor het maken van de opdrachten goed de theorie van blz. 248

Maken:
§2 SPELLING/Meervouden
opdr.  1 t/m 10
blz. 248 t/m 250

Slide 30 - Tekstslide

Meer uitleg, oefenen of snel klaar?

kies je boek > H.3

https://www.snapput.nl/video/meervoud-zelfstandig-naamwoord-1/

Bekijken filmpje en/of maken de oefeningen

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD



Woorden voor mensen
bakker - tandarts - boer - leerling - jongen - meisje
Woorden voor dieren
hond - paard - lieveheersbeestje - panda - marmot
Woorden voor planten
tulp - roos - eik - dennenboom - tulp - boterbloem
Woorden voor dingen
iPad - telefoon - kast - etui - kleed - broek - stoel
me-di-pla-di
Woorden voor namen
Kees - Sofie - Praxis - Albert Heijn - Coca Cola - Haribo - Apple - Jansen
Woorden voor gevoel
liefde - haat - angst - geluk - pijn - dorst - boosheid

Slide 34 - Tekstslide