Ordening: Indelen, geleedpotigen en gewervelden, bs 7,8 en 9; klas1

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

 Ordening

       BASISSTOF 7, 8 en 9

                       Steeds kleinere groepen

   Geleedpotigen

Gewervelden

Bedenk een ezelsbruggetje

om de volgorde van de indeling

te kunnen

onthouden.

De stam van de geleedpotigen

Het lichaam en de poten bestaan uit  segmenten, stukjes die met elkaar verbonden zijn.

Ze hebben een uitwendig skelet, als een pantser

De stam van de geleedpotigen wordt in vier klassen verdeeld:

veelpotigen, kreeftachtigen, spinachtigen, insecten.

Geleedpotigen: tweezijdig symmetrisch, skelet is een pantser.

insecten 6 poten            - spinnen 8 poten -                         - kreeftachtigen 10 poten - duizendpoot veelpotigen 

Vier klassen:                                            

Veelpotigen: meer dan 20  poten,

Kreeftachtigen: 10 poten, scharen tellen ook mee  

Spinachtigen: 8 poten        

Insecten:

6 poten

lichaam bestaat uit kop, borststuk en

achterlijf, ze hebben meestal vleugels.                                     

In welke 4 groepen wordt de stam van de geleedpotigen ingedeeld?

1. Gewervelden, insecten, spinnen, kreeftachtigen
2. Veel potige, insecten, spinnen, kreeftachtigen
3. Insecten, spinnen, kreeftachtigen, holte dieren
4. Spinnen, kreeftachtigen, weekdieren, stekelhuidigen

Tot welke groep behoort deze garnaal?

1. insecten
2. veelpotigen
3. spinnen
4. kreeftachtigen

Gewervelden

Altijd tweezijdig symmetrisch

Ze hebben altijd een wervel kolom.

Wijs in dit menselijk skelet de wervelkolom aan door het rode balkje erop te slepen.

Verschillende gewervelde dieren

Er zijn verschillende groepen 

gewervelde dieren. Dit zijn:

1. Vissen
2. Amfibieën
3. Reptielen
4. Vogels
5. Zoogdieren

1. Vissen

Vissen ademen door kieuwen.

Hun huid is bedekt met

schubben en slijm.

Om zich voor te planten leggen

ze eieren in het water.

Deze eitjes hebben geen 

schaal.

2. Amfibieën

Amfibieën leven in de eerste 

periode van hun leven in het 

water. Daarna leven ze ook op 

het land. Ze hebben longen waarmee ze 

adem halen.

Ook zij leggen eitjes in het water

zonder schaal. 

Bij kikkers noemen we dit kikkerdril.

3. Reptielen

Reptielen leven het grootste gedeelte van hun leven op het land, maar kunnen soms ook goed zwemmen! Ze leggen hun eieren op land, die ze begraven in een nest. Deze eieren hebben een zachte schaal. De huid van reptielen is taai, hun schubben zijn droog.

4. Vogels

De huid van vogels is bedekt met 

veren. Deze houdt ze lekker warm

én ze kunnen ermee vliegen!

Vogels leggen eieren met een 

harde schaal. Denk maar aan je

eitje bij het ontbijt!

5. Zoogdieren

Zoogdieren hebben een huid die bedekt is met haren.

Ze hebben longen waarmee ze 

ademhalen. Zoogdieren leggen geen

eieren, maar worden geboren als een 

jong dier. Daarna geeft de moeder melk,

zodat het jong kan groeien.

Opdracht: Sleep het kenmerk naar de juiste groep

Huid heeft harde, niet slijmerige schubben

Jong wordt geboren

Eieren met een harde schaal

Ademt met kieuwen

Ademt met longen, legt eitjes in het water

Wat is het verschil tussen geleedpotigen en gewervelden?

Wat is de goede volgorde van ordening? ( Wie weet het ezelsbruggetje nog?