Laatste les

Commerciële 
calculaties
Laatste les ter voorbereiding van de toets
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Commerciële 
calculaties
Laatste les ter voorbereiding van de toets

Slide 1 - Tekstslide

Hoe is een balans opgebouwd

Slide 2 - Tekstslide

Kengetallen
Hieronder 3 liquiditeitskengetallen
- Current ratio
- Quick ratio
- Nettowerkkaptitaal

De liquiditeit van een bedrijf laat zien in welke mate een onderneming aan haar lopende betalingsverplichtingen kan voldoen (korte schulden).

Slide 3 - Tekstslide

Current ratio
Formule:             (vlottende activa) 
                        kort vreemd vermogen
Door regelmatig je current ratio te berekenen, houd je in de gaten of je de rekeningen nog wel kunt betalen (liquiditeit) 

Slide 4 - Tekstslide

De quick ratio laat zien in hoeverre schulden snel afgelost kunnen worden. 
Bij het berekenen van de quick ratio wordt uw voorraad niet meegeteld.  
Quick ratio
Formule:      (vlottende activa  - voorraad) 
                            kort vreemd vermogen

Slide 5 - Tekstslide

Het nettowerkkapitaal
Nettowerkkapitaal =                 Vlottende activa
- Kort vreemd vermogen
 
Of
Nettowerkkaptiaal =
Eigen vermogen
+ lang vreemd vermogen - vaste activa 

Slide 6 - Tekstslide

Begroten
Een begroting is een overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode (meestal één jaar of langer)
Een begroting bevat:
Een beginbalans
Een resultatenrekening
Een eindbalans 

Slide 7 - Tekstslide

Begroten
Een liquiditeitsbegroting geeft de verwachte ontvangsten en uitgaven weer van een bedrijf
in een bepaalde periode

Een explotatiebegroting geeft de verwachte
omzet en kosten weer van een bedrijf in een bepaalde periode

Een investeringsbegroting is een overzicht van financiële middelen die nodig zijn om een onderneming, project of evenement te starten

Slide 8 - Tekstslide

Afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs
Bij jaarlijkse afschrijvingen

A =    Aanschaf - restwaarde   
        Economische levensduur

B =     Jaarlijks afschrijfbedrag
                 Aanschafprijs

Het aantal jaar dat tot het product is afgeschreven geeft de economische levensduur aan

Slide 9 - Tekstslide

Variabele kosten: Proportioneel, progressief en degressief.
 
- Voorbeeld heb je 1 jurk nodig heb je 2m2 stof nodig. Bij 2 jurken heb je 3,8 meter nodig. 

- Wat als je overuren moet gaan uitbetalen bij meer productie? 
  
Kostprijs

Slide 10 - Tekstslide

Kostprijs
Een aantal begrippen.

Standaardkosten: Kosten onder normale omstandigheden :)

Variabele en constante kosten.  Reageren de prijzen bij meer of meer productie.
 
Directe kosten: Kan je thuisbrengen bij een project/ product (grondstoffen, personeel)

Indirecte kosten.  Die je niet direct kan onderbrengen (directeur)(Deelcalculatie)

Slide 11 - Tekstslide

Kostprijs
Van onderneming Keuken Gigant is het volgende bekend:

Constante kosten                 € 223.000
Variabele kosten                   € 269.000
Verwachte productie            16.000 eenheden
Normale productie               14.000 eenheden

Bereken de kostprijs voor het komende jaar:

Kostprijs = C + V = € 223.000 + € 269.000 = 15,93 + 16,81 = € 32,74
                     N   W       14.000           16.000              

Slide 12 - Tekstslide

Kostprijs
Verwachte kosten
De normale productie van onderneming Kerkhof is 100.000 eenheden per jaar. Voor het jaar 2020 verwacht men een productie van 90.000 eenheden. De productie is gelijkmatig over het jaar verdeeld. De verwachte variabele kosten bedragen € 1.912.500; de verwachte constante kosten zijn € 3.500.000. In juni 2020 blijkt dat men voor het derde kwartaal een productie van 20.000 eenheden verwacht.
 
a Bereken de kostprijs per eenheid product.
   Kostprijs = C + V = € 3.500.000 + € 1.912.500 = € 35 + € 21,25 = € 56,25
                        N    W      100.000             90.000
b Bereken de verwachte variabele kosten voor het derde kwartaal van 2020.
   Variabele kosten 3e kwartaal van 2020 =  V / W = 20.000 x € 21,25  = € 425.000

c Bereken de verwachte constante kosten voor het derde kwartaal van 2020.
   In een kwartaal valt een-vierde van de constante kosten. Dus € 3.500.000/4 = € 875.00
   Of een langere berekening: per kwartaal is de normale productie 100.000 / 4 = 25.000 eenheden.
   Voor het derde kwartaal zullen de totale constante kosten 25.000 x € 35 = € 875.000 bedragen. 
   
   Let op een extra verhoging van bijvoorbeeld € 1 - aan variabele kosten

Slide 13 - Tekstslide

Verkoopprijs
Cost plus pricing is het vaststellen van verkoopprijzen op basis van alle kosten    inclusief de gewenste winst- en andere opslagpercentages

Bij Target pricing neem je als uitgangspunt het rendement dat je wilt behalen    op het geïnvesteerde vermogen bij de bepaling van de opslag
Prijsdifferentatie is het vragen van verschillende prijzen voor producten,  gebaseerd op verschillen in kosten en producteigenschappen.

Slide 14 - Tekstslide

Prijselasticiteit
In 2018 was de afzet van een product 30.000 stuks. De prijs was € 100 
In 2019 wordt de prijs verhoogd tot € 125 De afzet daalde tot 28.000 stuks.
  
Wat is de prijselasticiteit van de vraag?
Stap 1. De procentuele verandering van de prijs (PV) 
Nieuwe prijs - oude prijs  x 100%   = € 125 - € 100 x 100% = 25%
             Oude prijs                                     € 100,00                         
Stap 2. procentuele verandering van de vraag (QV)
Nieuwe vraag- oude vraag  x 100% = 28.000 - 30.000 x 100% = -6.67%
             Oude vraag                                   30.000      
Stap 3. prijselasticiteit berekenen
Prijselasticiteit = Procentuele verandering van de vraag  =   - 6,67  =  -0,27
                              Procentuele verandering van de prijs            25%  
Verkoopprijs

Slide 15 - Tekstslide

Solvabiliteitskengetallen

Solvabiliteitsverhouding laat zien hoe het zit met de verhouding geleend geld en de totale bezittingen van het bedrijf.
Daar hoort deze formule bij: Solvabiliteitsverhouding = totale activa /vreemd vermogen

Een andere manier is:
Debt ratio = het vreemd vermogen (kort en lang) / door het totale vermogen x 100%. 
De vuistregel voor geldschieters is dat dit getal maximaal 80% mag zijn, al is dit natuurlijk altijd ook afhankelijk van de situatie. Bij een Debt ratio tot 80% zit je dus goed

Vermogensverhouding is de verhouding eigen vermogen en vreemde vermogen)
- Solvabiliteitspercentage = Eigen vermogen / vreemd vermogen
- Solvabiliteitsratio = eigen vermogen / totale activa

Slide 16 - Tekstslide

Distributiespreiding
Distributiespreiding; is de verhouding tussen het aantal verkooppunten van een artikel en het aantal verkooppunten van het betreffende artikel.

VB. 4200 winkels verkopen een soort gereedschap, Er zijn 10.072 winkels die het zouden kunnen verkopen.

De berekening is dan als volgt:
(aantal verkooppunten/ mogelijke verkooppunten) x 100 = 
(4200/10072) x 100% = ...... % 

Slide 17 - Tekstslide

Marktbereik

 Het marktbereik laat zien hoeveel procent van de totale omzet in de product- groep gehaald wordt
door de verkooppunten die jouw merk verkopen.

Voorbeeld: in Nederland wordt op jaarbasis € 140.000.000 aan boormachines besteed. De 4.200 verkooppunten die het merk Klusser in het assortiment hebben opgenomen, hebben een omzet van € 105.000.000 in boormachines. 
Hiervan is € 8.500.000 omzet van het merk Klusser (ze verkopen ook nog andere merken).

Het marktbereik is dan: (105.000.000 / 140.000.000) x 100% = 75%
                                                                                                                             

Slide 18 - Tekstslide

Selectie-indicator
Selectie-indicator reken je als volgt uit:
Marktbereik / distributiespreiding = selectie - indicator

VB: Maarten schakelt 41,7% van de verkooppunten in die goed zijn voor 75% van de omzet.  

                                                     Wat is dan  nu de selectie - indicator?
Verkoopt hij het grote of kleine distributiepunten? 
1 staat voor het gemiddelde in de markt. 

Slide 19 - Tekstslide

Formule van Franke
Met deze cijfers bereken je de benodigde capaciteit van de binnendienst of buitendienst op basis van de bezoekfrequentie en bezoekduur per klantcategorie.
N = K x B x (G + W + R) / (60 x U x D)
 


N = Aantal mensen in de buitendienst
K = Aantal te bezoeken klanten (verkooppunten)
B = Aantal bezoeken per verkooppunt per jaar
G = Gemiddelde gesprekstijd in minuten per bezoek
W = Gemiddelde wachttijd in minuten per bezoek
R = Gemiddelde reistijd in minuten per bezoek
U = Aantal uren per dag
D = Aantal effectieve werkdagen per jaar (normaal 200) 
REKEN MEE MET  PEN EN PAPIER

Slide 20 - Tekstslide

Formule van Franke
Met deze cijfers bereken je de benodigde capaciteit van de binnendienst of buitendienst op basis van de bezoekfrequentie en bezoekduur per klantcategorie.
N = K x B x (G + W + R) / (60 x U x D)
 


Gegevens een bedrijf had 1750 bestellende klanten
Deze moeten 5 x per jaar worden bezocht.
Gemiddeld 70 minuten per bezoek
Gemiddeld 10 minuten wachttijd
Gemiddeld 15 minuten reistijd.

N = .... x .... (.... + .... + ....) / 60 x .... x .... = .... (en dan?) 

Slide 21 - Tekstslide

Accountanalyse 
Vaak maakt men bij het maken van een account-classificatie gebruik van de klantenpiramide van Jay Curry. Deze klantenpiramide is een van de meest bekende managementmodellen binnen het salesvak.

Vraag: In welke klant steek je de meeste tijd?

Accountclassificatie is het indelen van klanten door bedrijven of op basis van uiteenlopende criteria met de bedoeling die klanten beter op maat te kunnen bedienen 

Slide 22 - Tekstslide

Verandering in het marktaandeel
Omzetaandeel =        omzet in een artikel bij de ingeschakelde verkooppunten         x 100%
                              omzet van betreffende product bij ingeschakelde verkooppunten

Afzetaandeel =         afzet in een artikel bij de ingeschakelde verkooppunten             x 100%
                              afzet van betreffende product bij ingeschakelde verkooppunten

Marktaandeel =              afzet of omzet van een bepaald artikel                        x 100%
                              afzet of omzet van het betreffende product in de markt

Slide 23 - Tekstslide

Break- even punt 
Het break-even punt (afzet) wordt gevormd door de totale constante kosten, gedeeld door de verkoopprijs exclusief de btw en zonder de variabele kosten per stuk

De veiligheidsmarge is het verschil tussen de werkelijke afzet en de break-even-afzet

De relatieve veiligheidsmarge is een percentage waarmee de afzet kan zakken zonder dat het bedrijf verliesgevend wordt. 

Slide 24 - Tekstslide

Winstopslag en winstmarge
Bij de winstopslag gaan we ervan uit dat de winst een percentage is van de inkooprijs; de inkoopprijs stellen we op 100%.
  

Bij de winstmarge gaan we ervan uit dat de winst een percentage is van de verkoopprijs; de verkoopprijs stellen we dan op 100%.


De bedoeling is dat het bereik en de dekking van reclame-uiting of promotionele actie berekenen.

Slide 25 - Tekstslide

Analyse van de markt en de vraag.
Marktpotentieel is het totaal van de potentiele vraag en de actuele vraag. 
 
Marktomvang is de grootte van de actuele van wel potentiële (mogelijke) vraag in termen van hoeveelheden of geld.  
Bottum-up segmentatie is het clusteren van klanten op basis van individuele klantgegevens
Top-down segmentatie is het indelen van klanten op basis van productcategorieën

Slide 26 - Tekstslide

Analyse van de markt en de vraag.
De verhouding in procenten tussen de de actuele vraag en de potentiele vraag noemen we de penetratiegraad
VB in een bepaald jaar worden er 750 miljoen panelen verkocht.
Het marktpotentieel is 1.500 miljoen panelen.
De penetratiegraad is dan 750 miljoen / 1.500 miljoen x 100% = 50% 
2 soorten groei:
Lineaire groei:
Geleidelijk
Exponentieële groei:
eerst zacht en dan heel stijl tot hij weer afvlakt. 

Slide 27 - Tekstslide