Vraagwoord en aanwijzend voornaamwoord

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
Vraagwoord
aanwijzend voornaamwoord
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
Vraagwoord
aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Grammatica woordsoorten

- Je weet wat een vragend voornaamwoord  is

- Je weet wat een aanwijzend voornaamwoord is

- Je kunt in een zin de vragende en aanwijzende voornaamwoorden 
    benoemen
     

Slide 2 - Tekstslide

Noem 2 vraagwoorden

Slide 3 - Woordweb

Noem 2 aanwijzende voornaamwoorden.

Slide 4 - Woordweb


Wie heeft dat mooie verhaal geschreven? 
Het vraagwoord is:
A
Wie
B
dat
C
mooie

Slide 5 - Quizvraag


Wie heeft dat mooie verhaal geschreven? 
Het aanwijzend voornaamwoord is:
A
Wie
B
dat
C
mooie

Slide 6 - Quizvraag

Vraagwoord
Wie? --> persoon
Wat? --> dingen
Waar? --> plaats
Wanneer? --> tijd
Waarom? --> reden
Hoe? --> manier
Hoeveel? --> getal/tellen
Welke? --> persoon/ding

Slide 7 - Tekstslide

Vul in:
... gaat er donderdag naar het schoolfeest?
A
wat
B
welke
C
waarom
D
wie

Slide 8 - Quizvraag

Vul in:
... keer ben jij te laat gekomen in de les?
A
hoeveel
B
welke
C
waarom
D
hoe

Slide 9 - Quizvraag

Vul in:
... ben jij niet zo vrolijk vandaag?
A
wie
B
welke
C
waarom
D
hoe

Slide 10 - Quizvraag

Vul in:
... docent vind jij het beste?
A
wie
B
welke
C
waarom
D
waar

Slide 11 - Quizvraag

Vul in:
... ga jij heen op vakantie deze zomer?
A
wat
B
waarom
C
waar
D
wanneer

Slide 12 - Quizvraag


Benoem het vraagwoord.

Wie is er in een schrikkeljaar geboren? 

Slide 13 - Open vraag


Benoem het vraagwoord.

Ik weet niet wat we vandaag gaan eten. 

Slide 14 - Open vraag


Benoem het vraagwoord.

Wanneer kun je het beste beginnen met leren? 

Slide 15 - Open vraag


Benoem het vraagwoord.

Welke hond past bij jou? 

Slide 16 - Open vraag


Benoem het vraagwoord.

Weet je welke prijs we gewonnen hebben? 

Slide 17 - Open vraag

Aanwijzend voornaamwoord
De - woord:  deze - die
Het-woord: dit - dat

Voorbeeld: 
de deur - deze deur - die deur
het huis - dit huis - dat huis

Slide 18 - Tekstslide

Vul in:
... school is echt heel leuk.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 19 - Quizvraag

Vul in:
Ik hou van ... koekjes met chocolade.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 20 - Quizvraag

Vul in:
's Ochtends eet ik altijd ... ontbijt.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 21 - Quizvraag

Vul in:
In juli zal ik ... paarden verzorgen.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 22 - Quizvraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Deze vraag vind ik helemaal niet moeilijk. 

Slide 23 - Open vraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Ik heb dit onderdeel altijd al makkelijk gevonden. 

Slide 24 - Open vraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Wie heeft deze kat uitgezocht?

Slide 25 - Open vraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Hij moet dat huis zeker kopen.

Slide 26 - Open vraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Achter die grote boom staan allemaal huizen.

Slide 27 - Open vraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Hoeveel van deze opdrachten moet ik nog maken?

Slide 28 - Open vraag

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Van
wie
is 
die
mooie
sjaal? 

Slide 29 - Sleepvraag

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Wat
heb
je
met
deze
boeken 
gedaan?

Slide 30 - Sleepvraag